Mesoderm
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Mesoderm[2](van het Griekse μέσος [mésos] “midden”, “midden” en derma “huid”) is het middelste kiemblad van een embryo. Bij mensen ontstaan de mesodermcellen in de derde week (vanaf de bevruchting) van de embryonale ontwikkeling door immigratie tussen de epiblast en de hypoblast (enterocoelia).
Het mesoderm differentieert in vier gebieden:
- een axiaal gebied, het axiaal mesoderm genoemd,
- een dorsaal gebied, het paraxiaal mesoderm of epimeer genoemd, dat aan elke kant van de neurale buis ligt;
- een middengebied, het tussenliggend mesoderm, mesomeer of nefrotoom genoemd, gelegen lateraal en ventraal van het paraxiaal mesoderm; een groot ventraal gebied aan elke kant van het archenteron,
- het laterale plaatmesoderm of hypomeer genoemd.
Het mesoderm onderscheidt zich van de rest van het embryo door intercellulaire signalering, waarna het mesoderm gepolariseerd wordt door een organiserend centrum.[3] De positie van het organiserende centrum wordt op zijn beurt bepaald door de regio's waarin bèta-catenine wordt beschermd tegen afbraak door GSK-3. Bèta-catenine fungeert als een cofactor die de activiteit van de transcriptiefactor tcf-3 verandert van onderdrukken naar activeren, wat de synthese initieert van genproducten die cruciaal zijn voor mesodermdifferentiatie en gastrulatie. Bovendien heeft mesoderm het vermogen om de groei van andere structuren te induceren, zoals de neurale plaat, de voorloper van het zenuwstelsel.
Het mesoderm groeit uit tot:
- skelet
- bloedcellen
- bindweefsel van de darm en de huid
- mesenchym
- mesotheel
- spieren (hartspiercellen, gestreepte spieren en gladde spieren)
- peritoneum (buikvlies)
- voortplantingssysteem
- urinewegen en nieren
- chorda dorsalis
- somieten