Remove ads
Nederlands kunstschilder (1900–1983) Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Albert Carel Willink (Amsterdam, 7 maart 1900 – aldaar, 19 oktober 1983) was een Nederlands kunstschilder. Hij wordt gezien als de belangrijkste schilder van het magisch realisme, een schilderstijl die met licht, kleur, vorm en diepte een vervreemdende sfeer schept. De voorstellingen ogen reëel, maar zijn uitsluitend mogelijk in de fantasie.
Carel Willink | ||||
---|---|---|---|---|
Carel Willink (1966) | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Volledige naam | Albert Carel Willink | |||
Geboren | Amsterdam, 7 maart 1900 | |||
Overleden | Amsterdam, 19 oktober 1983 | |||
Geboorteland | Nederland | |||
Opleiding | Technische Hogeschool Delft (bouwkunde), Staatliche Hochschule, Internationale Vrije Academie van Hans Baluschek | |||
Beroep(en) | kunstschilder | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Stijl(en) | magisch realisme, expressionisme, constructivisme, neoclassicisme | |||
Bekende werken | Drie Vrouwen, De Zilveren Bruiloft, De Klok, Duiven, Meisje met Duif, Rustende Venus, Late Bezoekers aan Pompeï, Jobstijding | |||
Beïnvloed door | George Grosz, Otto Dix, Wassily Kandinsky, Pablo Picasso, Giorgio de Chirico | |||
RKD-profiel | ||||
Website | ||||
|
Willink zelf hield niet van de benaming magisch realisme, hij noemde het liever imaginair realisme, het zo realistisch mogelijk schilderen van de verbeelding. In zijn schilderijen combineerde Willink technische perfectie, fotorealisme en een extreem gevoel voor detail met een dreigende, mysterieuze en onwerkelijke sfeer.
Willink werd in 1900 geboren te Amsterdam, als oudste van de twee zonen van Jan Willink en Wilhelmina Altes. Zijn vader had het, in die dagen zeer zeldzame, beroep van autohandelaar en was daarnaast ook amateurschilder. Hij stimuleerde zijn zoon om ook te gaan schilderen en Carel maakte zijn eerste schilderij toen hij 14 jaar was. Hij volgde de HBS en studeerde van 1918-1919 medicijnen om vervolgens een jaar bouwkunde te studeren aan de Technische Hogeschool Delft. Hij kon op beide opleidingen zijn draai niet vinden en besloot te kiezen voor een leven als kunstschilder. Carel Willink wilde graag naar Parijs, maar omdat zijn vader de nodige goudmarken over had, kon Willink met dat geld alleen terecht in Berlijn. Daar werd hij echter afgewezen waarna hij enkele weken aan de Staatliche Hochschule in Berlijn studeerde. Uiteindelijk werkte hij drie jaar aan de Internationale Vrije Academie van Hans Baluschek.
Willinks eerste echtgenote was Mies van der Meulen (1900-1988) met wie hij in 1927 trouwde. Er ontstond een driehoeksverhouding met de bij hen inwonende schrijver Rein Blijstra, maar Van der Meulen koos uiteindelijk voor Blijstra. Willink en Van der Meulen gingen in 1928 alweer uit elkaar. Willink hertrouwde in 1930 met Wilma Jeuken (1905-1960), na dertig jaar huwelijk overleed zij aan een hersenbloeding.
In 1962 kreeg hij een relatie met de veel jongere Mathilde de Doelder. Mathilde bleek later verzot op de dure kleding van o.a. Fong Leng en ze kleedde zich altijd in extravagante jurken en gebruikte uitzinnige make-up. Er werd beweerd dat Willink de make-up maakte voor Mathilde, maar olieverf is giftig, dus werd deze gemaakt met make-up uit een theaterwinkel genaamd "Witbaard" vlak om de hoek. Door haar werd Willink van lieverlede steeds meer in "roddelbladen" genoemd en hun excentrieke relatie werd breed uitgemeten in de media. In 1969 traden ze in het huwelijk. Willink kreeg echter al snel genoeg van het veeleisende optreden en gedrag van Mathilde. In 1975 koos Willink definitief een nieuwe levensgezellin, de kunstenares Sylvia Quiël. Toen Mathilde uit jaloezie in 1975 Willinks lievelingsschilderij, een portret van zijn tweede vrouw Wilma uit 1952, ernstig had beschadigd wees Willink haar de deur en op 5 juli 1977 trouwde hij voor de vierde keer, nu met Sylvia. Tot zijn dood zouden zij bij elkaar blijven. Willink schilderde haar drie keer en Sylvia Willink maakte een borstbeeld van haar echtgenoot. Ook stelde zij in 1999 de biografie Een eeuw Willink samen. Ze beheert tevens Willinks auteursrechten.
Ter gelegenheid van zijn honderdste geboortedag heeft het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid in een plantsoentje aan de Ruysdaelkade een door Sylvia Willink vervaardigd borstbeeld van Carel Willink onthuld, samen met burgemeester Schelto Patijn. Het plantsoentje heet sindsdien het Carel Willinkplantsoen. Het borstbeeld is een geste van Sylvia Willink; zij was tevens bij de onthulling aanwezig.
Tijdens zijn jaren op de academie experimenteerde Willink met allerlei kunststromingen. Al snel raakte hij onder de indruk van het expressionisme van George Grosz en Otto Dix. Weer later maakte hij collages in de stijl van Kurt Schwitters. Bij zijn afstuderen raakte hij sterk onder invloed van het werk van Wassily Kandinsky en het constructivisme, en maakte hij een aantal volledig abstracte schilderijen en aquarellen. In 1923 exposeerde hij in Berlijn met de Novembergruppe in het Glaspalast bij de Lehrter Bahnhof. De kritieken waren heel goed (getuige de plakboeken van Willink, te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam, dat de plakboeken momenteel in bruikleen heeft).
Bij zijn terugkomst in Nederland begon hij te experimenteren met kubisme en futurisme en werd hij lid van de avant-gardekunstgroep De Driehoek. Via deze groep kwam hij in contact met de schrijver E. du Perron. Hij zou een belangrijk adviseur en goede vriend blijven voor Willink tot aan zijn vroege dood in de meidagen van 1940.
Daarna ontwikkelde Willink een geheel eigen schilderstijl: een soort kubisme met sterke figuratieve elementen die een duidelijke samenhang hebben. Deze stijl was, wat kleurgebruik en compositie betreft, verwant aan het werk van Fernand Léger. Duidelijke voorbeelden van deze stijl zijn de schilderijen Drie Vrouwen, De Zilveren Bruiloft en De Klok. Willink wist zich met deze werken te ontwikkelen tot een redelijk succesvol kunstenaar.
In 1926 vertrok Willink voor een studiereis naar Parijs. Daar kwam hij in contact met het neoclassicisme van Pablo Picasso en zijn figuratieve schilderijen, veelal met klassieke onderwerpen maar wel een enigszins kubistisch karakter. Willink maakte in deze periode een aantal bekende werken als Duiven, Meisje met Duif en Rustende Venus.
Op aanraden van zijn vriend Du Perron begon hij steeds realistischer te schilderen. Willink maakte zich in deze tijden ook zorgen over de toekomst: de crisisjaren, de beurscrash, de depressie en de opkomst van communisme, fascisme en nazisme zorgden voor onzekere tijden. Hij werd moe van de oneindige reeks experimenten in de schilderkunst en had veel kunststromingen zien komen en gaan. Hij besefte dat schilderen voor hem de enige manier was om iets na te laten na zijn dood. Omdat de vele experimentele kunststromingen in zijn ogen modegevoelig waren besloot hij terug te grijpen op traditionele schildertechnieken. Zo ontwikkelde zich zijn tijdloze zeer realistische schilderstijl waarin vaak een dreigende, beklemmende en depressieve sfeer heerst.
Belangrijk voor Willinks stijlontwikkeling is zijn rondreis door Italië in 1931, waar hij gefascineerd raakte door klassieke beeldhouwwerken en renaissancearchitectuur. Beide elementen komen veelvuldig in zijn werk terug. Ook maakte hij kennis met het werk van Giorgio de Chirico wiens voorliefde voor leegte, diepte, vreemde lichtvallen en extreme schaduwen ook zou opkomen in het werk van Willink. Bij zijn terugkomst uit Italië begon Willink meteen te werken aan twee schilderijen: Late Bezoekers aan Pompeï en Jobstijding, die beide kenmerkend zouden worden voor zijn latere oeuvre.
Willinks eigen stijl paste goed binnen de trend van het magisch realisme en hij werd al snel het boegbeeld van deze groepering, waardoor hij een van de succesvolste schilders van de jaren 30 werd. In 1935 betrok hij een grachtenpand op de Amsterdamse Ruysdaelkade, en hij zou al zijn schilderijen daar op zijn zolderatelier maken.
In de oorlog werd het voor Willink moeilijker om nog schilderijen te verkopen. Maar hij weigerde ook maar één schilderij aan de Duitsers te verkopen. Er werden wel schilderijen van hem tentoongesteld in Duitsland, maar wel met de mededeling "buiten medewerking van de schilder tentoongesteld". Om toch in zijn levensbehoeften te voorzien begon hij met het maken van portretten. De fotorealistisch geschilderde portretten pasten perfect binnen zijn eigen magisch realistische schilderstijl en al gauw gingen ze een groot deel van zijn oeuvre omvatten. Hoewel hij een portret puur als broodwinning zag, werd hij de absolute grootmeester in dit genre. Willink was tot aan zijn dood Nederlands beroemdste, meest gevraagde en duurste portretschilder.
Na de oorlog nam de artistieke belangstelling voor het magisch realisme af, en daarmee ook voor het werk van Willink. Dat kwam door de opkomst van het abstract expressionisme en de Cobrabeweging, en ook met de rebelse tijdgeest waarbij de figuratieve schilderkunst als ouderwets werd gezien.
Willink ging op zijn beurt in de tegenaanval met zijn boek De schilderkunst in een kritiek stadium (1950), waarin hij flink uithaalde naar de experimentele schilderkunst. Hij bleef de traditionele schildertechniek trouw. Ook de zakenwereld bleef verzot op zijn werk, getuige zijn vele portretten die hij voor captains of industry en andere rijke zakenmensen maakte. Willinks vele opdrachten uit societykringen maakten zijn werk nog meer impopulair bij de avant-garde.
Hoewel zijn techniek onveranderd bleef, experimenteerde Willink wel met nieuwe onderwerpen. Tussen 1950 en 1965 maakte hij een serie schilderijen van veelal exotische dieren die hij in een ongebruikelijke omgeving integreerde. Een giraf of een neushoorn in een beeldentuin zorgt voor een vervreemdend effect. Ook stelde hij de moderne wetenschap tegenover de teloorgang van de klassieke cultuur met schilderijen waarop hij een lanceerinstallatie, een kerncentrale, een sloopmachine of atoomexplosie combineerde met verwoeste tempels of verweerde standbeelden. In 1960 maakte Willink een studiereis naar de Italiaanse Tuinen van Bomarzo. De bizarre, monsterachtige standbeelden, ontworpen door o.a. Pirro Ligorio, keerden een aantal malen terug in zijn werk.
In de jaren 70 vond er een opvallende verandering in het werk van Willink plaats: de vreemde lichtvallen en dreigende donkere wolken maakten plaats voor fel daglicht, een strakblauwe lucht en kleine witte wolkjes. Schilderijen als Rustende dryade en Portret van Rik (de vriend van Johan Polak) getuigden van een positieve levensvisie en hoop voor de toekomst. Het jaar 1980 zag een grote expositie van het oeuvre van Willink in het Stedelijk Museum, ter ere van de tachtigste verjaardag van de schilder. In datzelfde jaar nam hij deel aan de Franse tentoonstelling Les Réalismes. Willink voelde zich nu pas erkend als serieus kunstschilder. Hij overleed in 1983 kort na de publicatie van zijn geautoriseerde biografie Willinks Waarheid. Hij ligt begraven op Zorgvlied. Het grafmonument is ontworpen door zijn weduwe Sylvia Willink.
Willink maakte tussen 1917 en 1983 in totaal meer dan 325 schilderijen en aquarellen. De laatste heeft hij niet af kunnen maken en staat nog op zijn schildersezel. Voornaamste kenmerken van zijn stijl:
Willink deed soms maandenlang over het schilderen van een portret en hij werd door velen gezien als de allerbeste in het genre. Hij was tevens de duurste: een portret kostte in de jaren 50 al 10.000 gulden, in de jaren 60 was dat al 30.000, in de jaren 70 was het zelfs 60.000 gulden. Gigantische bedragen in die tijd. Tot de geportretteerden behoorden ook een aantal beroemdheden zoals koningin Juliana, Cola Debrot, Roland Holst, Freddy Heineken, actrice Ank van der Moer en vele ministers en burgemeesters.
Willink gebruikte nooit de glaceertechniek die door veel realistische schilders wordt gebruikt. Willinks methode verschilde van het werk van veel andere schilders:
Willink werd op 22 februari 1980 benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau.
Op de tentoonstelling "KASSANDRA Visionen des Unheils 1914-1945" in het Deutsches Historisches Museum Berlin in 2008 was Willink, als enige Nederlandse schilder, vertegenwoordigd met "Chateau en Espagne" (1939).
Carel Willink Kamer; vanaf februari 2009 is in Sociëteit De Groote Industriële Club op de Dam in Amsterdam een Carel Willink Kamer gekomen. Er hangen afbeeldingen van "de Zeppelin" (1933) en "Het Hart" (1924), alsmede die van een portret van Carel Willink, geschilderd door Sylvia Willink. De kamer werd later[(sinds) wanneer?] opgeheven.
Willinks schetsboeken zijn door zijn weduwe Sylvia Willink in november 2004 overgedragen aan het Rijksmuseum Amsterdam. Vanaf 2018 heeft de weduwe van Carel Willink, Sylvia Willink, een serie filmpjes gemaakt over het werk van Willink, de thema's en bijzonderheden daarvan, zoals een filmpje Willink van abstract naar realisme met beelden van onbekende of nooit getoonde schilderijen(deze filmpjes zijn op YouTube te zien).
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.