De korenbouten (Libellulidae) vormen een grote en uiteenlopende familie van echte libellen. Het zijn over het algemeen robuuste of compact gebouwde libellen. De kleinste echte libel, de zwarte heidelibel (29mm), is een van de soorten uit de familie.
Korenbouten hebben opvallende kleuren en tekening, zodat het vaststellen van het geslacht meestal niet moeilijk is. Ze hebben een spanwijdte tussen 4 en 7,5 cm. Ze hebben een breed, plat achterlijf, dat ze bijzonder wendbaar maakt. Korenbouten zijn forse libellen met in ieder geval op de basis van de achtervleugels, maar vaak ook de op voorvleugels een duidelijk zichtbare donkere vlek. Witsnuitlibellen hebben ook donkere basisvlekken, maar zijn tengerder, met een wit voorhoofd, zwart met gele of rode vlekken en soms wat blauwe berijping.
Korenbouten maken vaak gebruik van zitposten op de grond of bovenin plantenstengels. Ze maken geen lange vluchten zoals glazenmakers en glanslibellen. Jagen en het verdedigen van een plekje aan de waterkant gebeurt ook vanaf een zitpost. Sommige korenbouten rusten in min of meer verticale positie (bijvoorbeeld de viervlek), terwijl andere soorten horizontaal zitten, soms zelfs met het achterlijf naar boven en de vleugels naar voren gehouden (bijvoorbeeld heidelibellen). Vrouwtjes kunnen stil boven het water blijven hangen, terwijl ze hun eitjes afzetten door hun achterlijf telkens weer in het water te dompelen. Het mannetje is daarbij meestal aanwezig: ofwel in tandempositie, ofwel dicht boven het vrouwtje vliegend. De larven leven in modder en molm op de bodem. Sommige soorten vertonen een sterke neiging tot zwerven.
De korenbouten kennen 35 soorten in Europa, waarvan 21 in Nederland en België en zijn daarmee de soortenrijkste familie. De meeste korenbouten leven bij stilstaande of langzaam stromende wateren die in de zon liggen, met een gevarieerde oevervegetatie.
David Burnie (2001). Animals, Dorling Kindersley Limited, London. ISBN 90-18-01564-4 (naar het Nederlands vertaald door Jaap Bouwman en Henk J. Nieuwenkamp).