Loading AI tools
Vlaams schilder, tekenaar, architect, ingenieur en humanist Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wenceslas Cobergher (Antwerpen, 1557 – Brussel, 23 november 1634), vaak ook Wensel Cobergher of Wenzel Coebergher genoemd, was een Zuid-Nederlands kunstschilder, architect, oudheidkundige, numismaat, ingenieur en econoom. Hij bouwde onder meer de Basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel.[1]
Wenceslas Cobergher | ||||
---|---|---|---|---|
Wenceslas Cobergher | ||||
Persoonsgegevens | ||||
Geboren | Antwerpen, 1560 | |||
Overleden | Stad Brussel, 23 nov 1634 | |||
Beroep(en) | kunstschilder, ingenieur, architect, prentkunstenaar, dichter, kopergraveur, pandmakelaar, numismaat | |||
Oriënterende gegevens | ||||
Bekende werken | Ecce Homo | |||
RKD-profiel | ||||
|
In 1573 ging Cobergher in Antwerpen in de leer bij schilder Maerten de Vos; in 1579 verbleef hij kort in Parijs, waarna hij terugkeerde naar Antwerpen en vervolgens naar Italië reisde. Hij vestigde zich in Napels en werkte er eerst onder contract bij de Vlaamse schilder en kunsthandelaar Cornelis de Smet, vanaf 1591 werkte hij voor een andere landgenoot, de schilder Jacob Franquart de oudere (1551-1601). In 1597 vestigde hij zich in Rome. Na de dood van zijn eerste vrouw trouwde hij met Susanna Franquart, de dochter van Jacques Franquart en de zus van de architect Jacob Franquart, die eveneens in Rome leefde.
Tijdens zijn verblijf in Italië was Cobergher voornamelijk actief als schilder. De door hem geschilderde altaarstukken zijn nog steeds aanwezig in de kerken van Napels. Ze behoren in zekere mate tot het eclecticisme met zowel maniëristische als klassieke elementen ingewerkt en karakteristieken van de post rooms-katholieke kunst in Italië. Enkele voorbeelden zijn De opstanding in S. Domenico Maggiore, De kruisiging in S. Maria di Piedigrotta en De geboorte van Christus in S. Sebastiano. Uit zijn Romeinse tijd bestaat er nog het sobere en monumentale schilderij "Nederdaling van de H. Geest" (1598) in de kerk Santa Maria Maggiore. Dit schilderij heeft veel gemeen met de proto-barokke stijl van Annibale Carracci en de pre-barokke stijl van Federico Barocci beiden invloedrijke schilders uit dezelfde periode in Rome.[2] Hij besteedde ook veel van zijn tijd in Rome aan de studie van antieke gebouwen, beeldhouwwerken, en muntstukken. Tekeningen en beschrijvingen van laatstgenoemde zijn verzameld in twee bundels manuscripten in de Koninklijke bibliotheek (Albert 1) in Brussel. Deze bundels worden verondersteld de enige bewaard gebleven stukken te zijn van de reeks manuscripten die Cobergher na zijn dood heeft nagelaten, over zijn ervaring met antieke architectuur, sculptuur en schilderkunst, de representatie van Griekse en Romeinse goden en godinnen in kunst, en antieke muntstukken. Als architect zou hij in Italië verscheidene fonteinen en kanalen ontworpen hebben, er zijn echter geen overgeleverde documenten om deze activiteiten te bevestigen. Cobergher verbleef nog steeds in Antwerpen wanneer de Young Arches Guild hem de opdracht gaf De marteling van St. Sebastiaan te schilderen voor hun altaar in de kathedraal.[3] In dit schilderij komen duidelijk de invloed van Barocci tevoorschijn met de geladen lichteffecten, de emotionele gelaatsuitdrukkingen en de suggestieve weergave van diepte.
Zijn schilderijen tonen aan dat hij zich telkens kon aanpassen aan de afwisselende smaak van de steden waar hij verbleef.
Na het ontvangen van uitstekende verslagen over zijn verwezenlijkingen in Italië, nodigden de aartshertog Albert en zijn echtgenote Isabella hem uit om terug te keren naar de Zuidelijke Nederlanden.[4] Hij arriveerde in Brussel in september 1601, in de jaren 1603 en 1604 verbleef hij echter opnieuw in Rome, ditmaal om familiale redenen. Terug in de Zuidelijke Nederlanden werd hij in 1604 ingeschreven als meester in de gilde van St. Lucas in Antwerpen. Twee altaarstukken zijn bekend van het volgende jaar: De getuigenis en St. Helena en het heilige kruis. Het valt op dat hij ook ditmaal zich aangepast heeft aan de Antwerpse traditie van het altaarstuk, zoals in de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal van Antwerpen.
Hoewel het niet lijkt dat hij de schilderkunst volledig heeft verlaten, was hij de volgende jaren hoofdzakelijk actief als architect. Op 24 december 1605 werd hij aangesteld als ‘architecte et ingenieure’ van de aartshertogen. Hij kon zich hierbij beroepen op zijn ervaring in Italië, waar hij verschillende jaren gewerkt had onder leiding bekwame architecten in Napels en meegewerkt had aan de bouw van een groot aantal gebouwen en paleizen in Napels en Rome.[5] Hiervan zijn er geen concrete bewijzen overgebleven, maar hij moest in elk geval zeer vertrouwd geweest zijn de trans-Alpijnse architectuur.
De aartshertogen vertrouwden hem verschillende bouwactiviteiten toe in hun paleis in Brussel en in hun kastelen in Tervuren en Mariemont. In 1610 ontwierp hij in samenwerking met Salomon de Caus fonteinen voor de vijvers nabij het paleis in Brussel. Niets van deze werken overleefde, evenmin een van eerste zijn belangrijkste opdrachten voor de aartshertogen, de kerk en het klooster van de ongeschoeide Karmelieten in Brussel, gebouwd tussen 1607 en 1611 maar afgebroken op het einde van de 18de eeuw. Een nog bestaande ets van dit klooster uit begin 18de eeuw toont de façade die geïnspireerd is op de façade van de Gesùkerk van de Jezuïetenorde in Rome, die toen nog maar onlangs gebouwd was. Dit is het eerste gekende voorbeeld van de verspreiding van deze stijl in de Zuidelijke Nederlanden. Belangrijker en tevens Coberghers meesterwerk, is de nog steeds bestaande basiliek van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel. Deze pelgrimskerk werd in opdracht van de aartshertogen gebouwd in Scherpenheuvel (Brabant). In 1614 maakte Cobergher een ontwerp voor de stadshal in Ath, Henegouwen, en in 1615 voor de kerk van St. Augustinus (afgewerkt in 1618) in Antwerpen. In 1618 werd Cobergher aangesteld als hoofdopzichter van de publieke pandjeshuizen. Hij stierf op 23 november 1634 te Brussel.[1]
Toen hij zich in 1579 in Rome vestigde kwam hij in contact met de Antieken en de geschriften van Vitruvius. Coberghers interpretatie van de Oudheid was meer theoretisch onderbouwd dan die van zijn voorgangers. In tegenstelling tot de technische allround vorming van de middeleeuwse bouwmeesters beantwoordde Cobergher veeleer aan het Vitruviaanse ideaal van de universele kunstenaar. Tijdens zijn in-situstudie van antieke tempels, thermen en mausolea registreerde Cobergher de precieze afmetingen en proporties. Op basis daarvan wilde hij de architectuurtraktaten van Andrea Palladio en van Sebastiano Serlio verbeteren.[6] Hij analyseerde ook bouwwerken die nog niet in publicaties waren opgenomen en die volgens hem met meer kennis van bouwkunst waren gemaakt dan de manier waarop Vitruvius ze had beschreven. Hij vond dat de architect een geleerde moest zijn, die kwantitatieve, kwalitatieve en sociale premissen van een goed werk kan waarmaken. Het was de bedoeling al die bevindingen in een eigen theoretisch werk uit te geven.[7] Helaas is er niets van zijn geschreven werk overgeleverd.[8]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.