Loading AI tools
paardensport Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Springen (ook wel jumping, springconcours of concours hippique) is een discipline van de paardensport, waarbij de combinatie (ruiter en paard) een hindernisparcours dient af te leggen binnen een bepaalde tijd.
Springwedstrijden kunnen zowel binnen als buiten plaatsvinden. Het parcours, dat wil zeggen de weg die de combinatie moet afleggen, is voorzien van hindernissen waarvan de vorm, de hoogte, de breedte en de onderlinge afstand verschillen. Het aantal hindernissen kan variëren en hangt af van de soort wedstrijd. Omdat verschillende sprongen tot één hindernis gecombineerd kunnen worden, ligt het aantal hindernissen meestal lager dan het aantal sprongen. De waardering geschiedt door middel van strafpunten, die toegekend worden bij tijdsoverschrijding en springfouten.
Er worden verschillende springwedstrijden georganiseerd. Enkele bekende zijn Jumping Amsterdam en CHIO.
Hoe sterk ontwikkeld de paardensport in de oudheid ook was, er bestaan geen aanwijzingen dat men springtoernooien kende, zoals dat nu het geval is. Pas uit het barokke en feodale jachtspringen en de open formatietactiek van cavalerie in de 19e eeuw vormde zich langzaam maar zeker een soort springstijl. Aanvankelijk werd het paard door rigide teugelvoering in de vrije sprong gehinderd en de ruiter verplaatste zijn zwaartepunt naar achteren in plaats van naar voren. Men dacht dat de achterbenen sterker waren en het gewicht beter konden opvangen. Slechte prestaties en valpartijen met catastrofale afloop waren aan de orde van de dag.
Omstreeks 1900 ontwikkelde de Italiaanse ritmeester Federico Caprilli (1868-1907) een nieuwe methode, die hij ontwierp na een vrij springend paard aandachtig te hebben bestudeerd. Hij leerde de paardenrug te ontlasten, hoofd en hals vrij te geven, zich aan te passen aan de beweging van het paard om daarmee alle ruimte te laten voor een zo vrij mogelijke sprong. De door hem ontwikkelde methode, waarbij tijdens de sprong het bovenlichaam van de ruiter naar voren wordt gebogen en de knieën tegen het zadel steunen, noemt men de verlichte zit. Het werd de nieuwe springstijl.
De allereerste springwedstrijd was in 1864 in Dublin. Sinds 1900 is het springen een olympische sport. Er werden hoogstens vijftien hindernissen gesprongen van 1,50 meter hoog. In 1900 was er naast het springconcours ook nog een individuele competitie hoogspringen en verspringen.
De eenvoudigste vorm van een hindernis bestaat uit twee standaards en een aantal balken. De hindernis kan worden uitgebreid met meer standaards, of bijvoorbeeld een waterpartij. Bij (grotere) concoursen worden hindernissen vaak gesponsord door bedrijven. Sommige bedrijven hebben hun eigen hindernis, die zij uitlenen aan concoursen. Er zijn twee soorten sprongen: de hoogtesprongen en de breedtesprongen.
Hoogtesprongen:
Breedtesprongen:
Ook kan er een combinatiesprong zijn opgenomen in het parcours; twee of drie hindernissen achter elkaar met een of twee galopsprongen ertussen. Als er twee hindernissen achter elkaar staan, wordt dit een 'dubbel' genoemd; bij drie hindernissen achter elkaar een driesprong.
Er zijn verschillende klassen in het springen. Bij tien of meer winstpunten mag men een klasse hoger, bij veertig winstpunten moet men naar de volgende klasse.
Bij paarden:
Bij pony's:
Dan zijn er nog internationale klassen als Grand Prix. Dit is topsport en de hoogte van de hindernissen is gebonden aan een maximum hoogte die vermeld staat in het vraagprogramma en op de parcourstekening. Voor paarden is dat over het algemeen 1,60 m en voor pony's is dat 1,35 m.
Het doel van het springconcours is dat paard en ruiter het parcours foutloos afleggen, ongeacht de vorm en het aantal van de hindernissen. Dit wil zeggen dat de paarden geen bovenste balken van hindernissen afgooien (of zelfs de hele hindernis omverwerpen) en dat ze niet weigeren. Het kan gebeuren dat een of meerdere onderste elementen van een hindernis vallen. Dit wordt echter niet als fout gerekend, omdat in hoogte en breedte er aan de hindernis niets is veranderd. De hindernissen moeten in de juiste volgorde worden genomen. De hindernissen in een springparcours zijn genummerd. Degene die het parcours het snelst met de minste fouten aflegt, wint in het algemeen. Bij een B-parcours gaat het (in de barrage) om het aantal stijlpunten, dat wil zeggen dat er punten worden gegeven voor de stijl van de ruiter: degene met de meeste stijlpunten en een foutloze ronde wint. Soms wordt de winnaar direct aangewezen, maar wanneer meerdere combinaties foutloos zijn, wordt soms een soort tweede ronde - de barrage - gehouden (zie hieronder). Wanneer geen enkele combinatie foutloos is, wordt gekeken wie de minste strafpunten heeft. Hebben meerdere combinaties evenveel strafpunten, dan wint degene die het snelst was.
Er bestaan verschillende vormen van springconcoursen. De meest gebruikte is een basisconcours plus een barrage. Alle combinaties die het parcours met een gelijk aantal strafpunten hebben afgelegd als degene met de minste strafpunten mogen een barrage rijden. Een barrage bestaat uit minder hindernissen dan het oorspronkelijke parcours. Net als bij het basisparcours is het de bedoeling dat het parcours zo snel mogelijk foutloos wordt afgelegd. Het gebeurt regelmatig dat geen van de deelnemers de barrage foutloos heeft gesprongen en in dat geval wint de ruiter met het minste aantal strafpunten. Zijn er meer deelnemers met het laagste aantal strafpunten, dan wordt de uitslag bepaald door de combinatie met de snelste tijd.
Op een springconcours kunnen meestal meerdere parcoursen worden gereden. Het eerste is een 'klassiek parcours', het tweede 'progressief'. Een klassiek parcours dient gereden te worden met zo min mogelijk strafpunten. Zijn er meerdere combinaties met een gelijk aantal strafpunten als degene met de minste strafpunten, dan kan er een barrage verreden worden. Dit hoeft niet, aangezien een klassiek parcours ook een parcours direct op tijd kan zijn. De parcoursbouwer bepaalt over welke hindernissen gesprongen wordt en in welke volgorde. Hij of zij kan eventueel ook hindernissen verhogen, toevoegen of weglaten. In de klasse B worden de combinaties beoordeeld op hun rijstijl door een jury. Degene met het hoogste aantal punten wint. Er wordt dan dus geen barrage gereden. Een progressief parcours kan op verschillende manieren gereden worden.
Als een paard weigert om over een hindernis te springen noemt men dit een weigering. Voor een weigering krijgt de combinatie vier strafpunten. Vroeger kreeg men drie strafpunten. Dit werd door het IOC veranderd. Na twee weigeringen wordt de combinatie uitgesloten. Paard en ruiter mogen het parcours dan niet afmaken. Er staat geen beperking op het aantal balken dat afgeworpen wordt. Voor elke hindernis waarvan een of meer balken afgeworpen wordt, krijgt de combinatie vier strafpunten.
De combinatie kan ook strafpunten krijgen wegens tijdsoverschrijding. Paard en ruiter hebben dan het parcours te langzaam afgelegd. Het parcours moet binnen een bepaalde tijd worden afgelegd. Voor elke (aangevangen) seconde waarmee de combinatie die tijd overschrijdt wordt één strafpunt toegekend. Als de combinatie er langer over doet dan het dubbele van de toegestane tijd, wordt de combinatie uitgesloten.
Nadat in een event alle combinaties gereden hebben, wordt gekeken naar de combinaties zonder strafpunten. Diegene die hiervan de kortste tijd heeft, is de winnaar van het event. De rangschikking wordt dan verder aangevuld met de andere strafpuntloze combinaties. Daarna worden, in volgorde van hun tijd, de 4-puntige combinaties toegevoegd. Daarna de 8-puntige combinaties, enzovoort.
Soms wordt er een barrage gereden (een soort finale). Daartoe worden enkel de strafpuntloze combinaties van de eerste ronde toegelaten. Dit is zuiver een snelheidskoers, waarbij de hindernissen foutloos gesprongen dienen te worden. Het is ook mogelijk dat een combinatie wordt gediskwalificeerd wegens weigering, val etc.
Niet alle paarden zijn goede springpaarden. Er worden paarden speciaal voor de springsport gefokt. Dit zijn veelal warmbloedrassen. Goed springende paarden worden met elkaar gekruist in de hoop een steeds beter springpaard te krijgen. Daarbij tellen niet alleen de 'techniek' het 'vermogen' en de 'voorzichtigheid' maar ook het karakter van het paard. Een paard moet makkelijk te rijden zijn en graag willen meewerken met zijn ruiter. Daarbij moet het paard ook plezier hebben in het springen. Als een paard goed en makkelijk en met een ontspannen rug springt met gesloten achterbenen, is het een geschikt springpaard. Dit is te testen door een hindernis tegen een wand te zetten in een gesloten manege. Men drijft het paard naar de hindernis. Springt het paard makkelijk en met een goede techniek, dan is het een goed springpaard. Een kenner kan aan deze proef zien of een paard aanleg als springpaard heeft.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.