Remove ads
geslacht uit de familie Ornithocheiridae Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ornithocheirus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs, vliegende reptielen, behorend tot de groep van de Pterodactyloidea, dat leefde tijdens het vroege Krijt. Het was daarmee een tijdgenoot van de dinosauriërs, hoewel het er niet toe behoorde.
Ornithocheirus Status: Uitgestorven, als fossiel bekend Fossiel voorkomen: Vroeg-Krijt | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Geslacht | ||||||||||||||
Ornithocheirus Seeley, 1869 | ||||||||||||||
Typesoort | ||||||||||||||
Ornithocheirus simus | ||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||
Ornithocheirus op Wikispecies | ||||||||||||||
|
Het geslacht Ornithocheirus, waarvan de naam 'vogelhand' betekent, werd in 1870 benoemd op basis van zeer incomplete fossielen uit Engeland wat tot op de dag van vandaag voor grote taxonomische moeilijkheden zorgt. Er is een groot aantal soorten in benoemd, waarvan het merendeel tegenwoordig niet-determineerbaar geacht wordt. Van het restant zijn sommige aan andere geslachten toegewezen maar er bestaat onder de huidige wetenschappers geen overeenstemming over hoe dat zou moeten gebeuren. Een probleem is vooral dat sommige Europese onderzoekers veel betere fossielen uit Brazilië bij veel eerder benoemde Engelse soorten van Ornithocheirus onderbrengen, wat op verzet stuit van Zuid-Amerikaanse geleerden. Daarbij is er geen consensus wat de typesoort van het geslacht is.
Het fossiel materiaal betreft in ieder geval middelgrote tot zeer grote viseters met relatief lange vleugels en een zeer langwerpige kop met tanden.
In Engeland werden in de negentiende eeuw veel fragmentarische pterosauriërfossielen gevonden in de Cambridge Greensand, een aardlaag uit het vroege Krijt, 105 miljoen jaar oud, die uitgebreid ontgonnen werd om fosfaatknollen — indertijd ten onrechte voor versteende uitwerpselen ofwel coprolieten aangezien — te winnen als meststof. De laag was ontstaan als zeebodem. Daarop waren de losse botten van uiteenvallende kadavers die op het zeeoppervlak dreven, terechtgekomen. Die belandden niet meteen in een modderlaag maar werden door de stroming van het water over de zandige bodem verplaatst en heen en weer gerold zodat ze afsleten en veel van hun onderscheidende kenmerken verloren. De vondsten bracht men, zoals toen voor alle pterosauriërs gebruikelijk was, onder bij het geslacht Pterodactylus — hoewel sommigen eerst voor vogels werden aangezien en als zodanig benoemd. Onderzoeker Harry Govier Seeley begon te begrijpen dat dit geslacht wat overladen raakte. In 1870 benoemde hij, in het kader van een opdracht om wat orde te scheppen in de verzameling van het Sedgwick Museum te Cambridge, voor de Engelse vormen uit het Krijt het geslacht Ornithocheirus, 'vogelhand' genaamd, vanuit het Klassiek Griekse ορνις, 'vogel', en χειρ, 'hand', wegens vermeende overeenkomsten met de vleugel van de vogels — Seeley dacht in die periode nog dat de pterosauriërs de voorouders van de vogels konden zijn.
Seeley's rivaal Richard Owen was het niet eens met die hypothese en benoemde in 1874 twee nieuwe geslachten voor het materiaal: Coloborhynchus en Criorhynchus. In 1914 voegde Reginald Walter Hooley, in een indeling die voornamelijk op de vorm van de snuit gebaseerd was, die geslachten samen in Criorhynchus maar splitste weer sommige soorten af in de geslachten Ornithostoma, Amblydectes en Lonchodectes, terwijl hij voor andere de naam Ornithocheirus handhaafde. Zo waren er zes geslachtsnamen ontstaan voor de Engelse pterosauriërs uit het Krijt, waarbinnen nu 36 soorten waren benoemd, hoewel het door de slechte kwaliteit van de vondsten heel moeilijk was de verschillende vormen te onderscheiden. Al snel werd dit opgelost door terug te keren naar de eenvoud van Seeley's naamgeving en ze allemaal onder Ornithocheirus te scharen. Men vond het materiaal toch niet belangrijk genoeg om er veel aandacht aan te schenken. Behalve aan de Engelse vondsten werd de naam toegekend aan enkele fragmentarische fossielen in andere landen, soms als volle benoemde soorten zoals in Frankrijk, Duitsland en Tsjechië en soms als een Ornithocheirus sp.(ecies) waaronder een vondst in Zaïre.
Vanaf de jaren zeventig echter werden er in Zuid-Amerika erg complete fossielen opgegraven van pterosauriërs die uit dezelfde periode stamden als de resten uit Engeland en er ook duidelijk aan verwant waren. Die nieuwe vondsten kregen hun eigen geslachtsnamen, zoals Anhanguera en Tropeognathus. Dit riep bij verscheidene Europese onderzoekers de vraag op of die nieuwe namen geen jongere synoniemen waren van de al benoemde geslachten uit Engeland. En dat maakte het probleem weer actueel welke oude namen volgens de huidige regels eigenlijk valide waren.
Zo kwamen sommigen tot de conclusie dat verschillende soorten van Anhanguera bij Coloborhynchus hoorden en Tropeognathus mesembrinus bij Criorhynchus. Daarbij ging men er dus van uit dat Coloborhynchus en Criorhynchus überhaupt van Ornithocheirus te onderscheiden zijn. Dat leek gerechtvaardigd doordat men aannam dat de typesoort van Ornithocheirus O. compressirostris was en die kon men desgewenst van Coloborhynchus of Criorhynchus apart houden. Seeley had namelijk pas in 1881 Ornithocheirus simus als typesoort voor het geslacht aangewezen en hetzelfde fossiel, CAMSM B.54428, had Owen al in 1874 aangewezen als typesoort Criorhynchus simus; Peter Wellnhofer had daarom in 1978 Ornithocheirus compressirostris als vervanger aangewezen. In 2000 stelde David Unwin echter dat de typesoort toch Ornithocheirus simus was, en dat Seeleys aanwijzing in 1881 met terugwerkende kracht die door Owen als typesoort van Criorhynchus teniet had gedaan. Daarvan zou de consequentie zijn dat dit laatste geslacht niet valide kon zijn en dat Tropeognathus/Criorhynchus mesembrinus een O. mesembrinus zou worden, als het al niet aan O. simus identiek was. Ook betekende dit dat de laatste soort weleens als enige geldige binnen Ornithocheirus zou kunnen overblijven omdat het vermoedelijk onmogelijk zou worden nog een verband te leggen met het andere materiaal. Unwin liet nu ook het geslacht Lonchodectes herleven op basis van een L. compressirostris en alle andere ornithocheirussoorten bracht hij voor zover door hem determineerbaar geacht onder bij dat geslacht, bij Coloborhynchus of bij Anhanguera. Sommige onderzoekers houden echter vast aan Criorhynchus, zodat er, inclusief Ornithostoma weer vijf geslachten als valide in de literatuur gebruikt worden — althans Amblydectes is tot nu toe in onbruik gebleven. Dat O. simus de typesoort zou zijn, wordt niet algemeen aanvaard.
Deze al erg ingewikkelde situatie wordt nog verder gecompliceerd doordat de Zuid-Amerikaans onderzoekers de gelijkstelling van hun prachtige fossielen met de schamele Europese resten niet hebben aanvaard en dus de nieuwe namen blijven gebruiken.
Van de verschillende onder Ornithocheirus benoemde soorten kan aangegeven worden wat naar huidige normen hun status is:
De eigenschappen van Ornithocheirus hangen af van welke fossielen men eronder wil samenvatten. In ieder geval gaat het om vrij grote vormen met een lange smalle schedel met lange kaken waarin scherpe tanden zaten. Op de lange snavel bevond zich een benige kam. De vleugels waren groot en het skelet lichtgebouwd, waardoor Ornithocheirus uitstekend was aangepast aan het vliegen. Het betreft vermoedelijk goede zwevers. Met de grote vleugels was deze pterosauriër in staat zich mee te laten voeren door luchtstromen en zo grote afstanden af te leggen zonder met de vleugels te slaan. Ornithocheirus was een bewoner van kustgebieden. Vissen en inktvissen werden tijdens de vlucht gevangen door laag over het water te vliegen en vervolgens met de lange bek de prooi uit het water de grijpen.
Als Tropeognathus in feite tot het geslacht behoort, omvat het wellicht een van de grootste bekende pterosauriërs want daarvoor is wel een spanwijdte van twaalf meter verondersteld, hoewel dat slechts op indirecte aanwijzingen gebaseerd is. In 2011 stelde David Martill dat er bij geen enkele soort ooit aan Ornithocheirus toegewezen directe indicaties waren voor een spanwijdte hoger dan zeven meter. Het merendeel van het Engelse materiaal wijst op individuen die met een spanwijdte van 2.5 tot 4 meter van meer bescheiden formaat waren.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.