De bandkeramische cultuur,[1] of meer exact de lineaire bandkeramiek-cultuur (LBK), in België ook wel Omalien genoemd, is de archeologische cultuur waarmee in Centraal-Europa en de Lage Landen het neolithicum begon. In Zuid-Limburg begon deze cultuur op de hogere, vruchtbare lössgronden. De naam verwijst naar het versierde aardewerk dat deze volkeren maakten.

Snelle feiten Regio, Periode ...
Bandkeramische cultuur
Thumb
 Westelijk lineair bandkeramiek
 Oostelijk lineair bandkeramiek
Regio continentaal Europa
Periode neolithicum
Datering ca. 5500 - 4400 v.Chr.
Voorgaande cultuur mesolithisch Europa
Starčevo-Köröscultuur
Volgende cultuur steekbandkeramiek
Rössencultuur
Lengyelcultuur
Cucutenicultuur
Michelsbergcultuur
trechterbekercultuur
Hinkelsteincultuur
Cernycultuur
Chasséen
Boiancultuur
Tiszacultuur
Portaal  Portaalicoon   Archeologie
Sluiten
Thumb
De reconstructie van een bandkeramische boerderij op de Archeosite van Aubechies-Beloeil
Thumb
Typische bandkeramiek

De cultuur handhaafde zich van circa 5500 v.Chr. tot circa 4400 v.Chr. Zij werd opgevolgd door de Rössencultuur (ca. 4500–4000 v.Chr) en de Michelsbergcultuur (circa 4250 v.Chr.).

De Archeosite van Aubechies-Beloeil toont een gereconstrueerde nederzetting van de bandkeramische cultuur.

Oorsprong en vroege ontwikkeling

De vroegste vondsten van bandkeramische nederzettingen dateren van ongeveer 5600 tot 5000 v.Chr. De culturele invloeden op het gevonden aardewerk wijzen op een herkomst uit de Starčevo-Köröscultuur, met mogelijkerwijze invloeden van de Vinčacultuur. Vondsten van vroege bandkeramiek op de oostelijke Donau-oever in de buurt van Wenen laten een gemengd beeld van invloeden uit de Starčevocultuur en typische bandkeramische elementen zien.

Met de bandkeramische cultuur deed het neolithicum zijn intrede in Noordwest-Europa, en de boeren hadden geen gebrek aan vruchtbare lössgronden om te ontginnen. Of deze culturele verspreiding echter door migratie of door culturele diffusie is verlopen, is nog onduidelijk. Feit is dat de cultuur zich razendsnel verbreid heeft.

In de vroege periode kwamen de bandkeramiek-boeren in het gebied tussen Main en Neckar in contact met de jager-verzamelaars van de La Hoguette-groep, die als subneolithische uitloper van de cardiaal-impressocultuur wordt gerekend, wat voornamelijk blijkt uit de vondsten van mesolithische vuurstenen gereedschappen samen met typische bandkeramiek. Beide culturen speelden een rol in de neolithisering van het plaatselijke Rijn-Maas-Scheldemesolithicum. Plaatselijk is het naast elkaar voorkomen van mesolithische en neolithische gemeenschapen aangetoond, en tot de volledige neolithisering van het Rijn-Maas-Scheldegebied kan men uitgaan van een dergelijk naast elkaar bestaan van verschillende levenswijzen.

Bevolking en levenswijze

Tijdens de bandkeramische tijd groeide de bevolking. De bevolking in het Duitse Rijnland nam vanaf het begin van het mesolithicum (10.000-5500 v.Chr.) met een factor tien toe; van 0,06 inwoners per km² rond 10.000 v.Chr. naar circa 0,6 inwoners per km² in de laat-keramische fase (rond 5000 v.Chr.). In Zuid-Limburg groeide de populatie in hetzelfde tijdvak met een factor 7, van ongeveer 1,5 inwoners per km² tot 10 inwoners per km².[2]

Tegenwoordig ziet men het als minder waarschijnlijk dat deze boeren van elders naar Centraal-Europa en Nederland zijn geïmmigreerd. Waarschijnlijker is, dat deze mensen er al woonden en de kunst van landbouw, veeteelt en pottenbakken hebben afgekeken van waarschijnlijk de Starčevo-Köröscultuur.[3] Wetenschappers wijzen er echter ook op dat de bevolkingsgroei onder landbouwers vaak veel hoger lag dan die onder de oorspronkelijke bevolking. In een betrekkelijk korte tijd zouden de landbouwers zich zo over heel Europa verspreid kunnen hebben.

Archeologen zien de bandkeramische cultuur in Nederland uitdrukkelijk als stroming binnen een groep neolithische volkeren. Er wordt weliswaar gesproken van 'het bandkeramische volk', maar de huidige archeologen gaan ervan uit dat er meerdere volksstammen met hun eigen technologische verfijningen geleefd hebben.

De cultuur behoort tot de oudste landbouwculturen in Midden- en West-Europa. Om landbouw te bedrijven werd eerst een stuk bos gerooid, zodat er voldoende open ruimte ontstond en bouw- en brandhout beschikbaar kwam. Door begrazing van het gedomesticeerde vee, koeien, geiten, schapen en varkens, bleef het gebied rond de nederzetting later open. Men verbouwde emmertarwe, eenkoorn, vlas, erwten, linzenwikke (Vicia ervilia) en peulvruchten en in een late fase papaver.

Kenmerkend waren de langhuizen (ca. 6-8 bij 20-35 meter) met 5 rijen houten posten, meestal noordwest-zuidoost georiënteerd, waarbij het noordoostelijke deel door middel van extra palen versterkt was en mogelijkerwijze door een gevlochten scherm van het zuidoostelijke gedeelte gescheiden was. Waarschijnlijk deed een gedeelte dienst als stal en een gedeelte als woonruimte. De wanden waren waarschijnlijk gemaakt van met leem dichtgesmeerd vlechtwerk, het dak van stro, riet of boomschors.

De huizen stonden meestal apart, soms in groepjes van twee of drie. Vroeger werden grotere aantallen genoemd, maar dit bleek op een misvatting te berusten. Sporen van verschillende langhuizen bleken, nadat ze gedateerd waren, van verschillende datum te zijn en laten een opeenvolging van herbouwingen zien, die nodig waren aangezien de houten bouwsels aan rotting onderhevig waren. Een bijzondere categorie van vondsten zijn de weinige waterputten die uit de bandkeramiek bekend zijn. Deze constructies zijn door de ligging onder de grondwaterspiegel de enige plek waar hout en organische vondsten bewaard zijn gebleven. Uit de houten beschoeiingen blijkt dat het met stenen dissels mogelijk was ook gecompliceerde houtverbindingen te maken.[4]

Begrafenisgewoonten

Crematie en begrafenis kwamen bij de bandkeramische cultuur tegelijk voor, soms zelfs op één grafveld. Bij begrafenissen bevond de overledene zich meestal in foetushouding, soms op de linker-, soms op de rechterzijde. Er werden grafgiften meegegeven in de vorm van maalstenen, vuurstenen pijlpunten en gereedschappen, pigmentstenen (hematiet en grafiet), vlees[5] en keramiek.

Aardewerk

Thumb
kom van Limburg-aardewerk uit Kesseleik
Thumb
bandkeramiek uit Elsloo

Het oudst bekende keramische vaatwerk van Nederland is afkomstig van de bandkeramische cultuur. Typerend zijn de aaneengesloten bandversieringen die in de buitenwanden van het aardewerk gekrast zijn.

Het in Nederland aangetroffen keramiek is vrijwel altijd gebakken uit leemaarde (löss) uit de diepere, maagdelijke leemlagen. Archeologen vermoeden dat er nabij het huis of de boerderij putten werden gegraven waaruit bakleem en leem voor op het muurvlechtwerk werd gewonnen. De zo ontstane kuilen werden later weer opgevuld met slachtafval, potscherven, houtskoolresten en plantaardig afvalmateriaal.

Men bakte destijds het keramiek hoofdzakelijk in het open vuur. Welke handelingen specifiek werden verricht om het bakken te optimaliseren is onbekend. Zo kan het heel goed zijn dat er uitsluitend op vaste plaatsen bakvuren werden opgericht. Zo zijn er in Nederland aanwijzingen gevonden voor het stoken van vuren (buiten de huizen) in kuilen.

Door nauwgezet onderzoek van overeenkomstige versieringspatronen en vingerafdrukken op verschillende gerestaureerde potten is men erachter gekomen dat er ambachtslieden moeten zijn geweest die hun aardewerkproducten afzetten aan lieden buiten hun eigen nederzettingen. Zo zijn er potten van Elsloose makelij tot in Sittard en Simpelveld teruggevonden.

Er zijn in Nederland geen concrete sporen gevonden van constructies die duiden op het gebruik van bakovens. Echter, in Sittard en Elsloo zijn kuilen aangetroffen die verharde, verticale wanden met houtskoolsporen dragen. In één kuil werd in Sittard een rest van een aardewerken pot aangetroffen te midden van uitsluitend houtskoolsporen. Dit samen zou kunnen duiden op het bakken van de potten in open vuren ín kuilen.

De in het aardewerk aangebrachte figuren geven een aanwijzing in welke periode van de bandkeramische cultuur het valt: naarmate deze een grote variatie vertonen heeft het aardewerk een jongere datering.[6]

Bandkeramische kunst

Het oudst bekende aardewerken beeldje van een man uit Europa, de zogenaamde Adonis van Zschernitz is afkomstig van een volk van de bandkeramische cultuur. Ook zijn vele gekraste afbeeldingen van deze cultuur bekend, sommige vrouwelijk, de meeste zonder duidelijk geslacht. Kenmerkend zijn lijnvormige versieringen die waarschijnlijk het skelet benadrukken. Het feit dat deze versieringen ook bij afbeeldingen van dieren wordt gevonden, sluit uit dat het om een voorstelling van kleding gaat. Ook zijn figuurpotten bekend gemodelleerd naar menselijke gezichten of staand op een paar voeten en vele afbeeldingen van gehurkt zittende menselijke figuurtjes op potscherven die vanwege hun houding bekendstaan als paddenmannetjes ((de) Krötenmännchen).

Waartoe precies deze beeldjes hebben gediend is onduidelijk, maar het feit dat ze vrijwel zonder uitzondering gebroken zijn, doet een cultische betekenis vermoeden.

Landschappelijke aardwerken

De bandkeramische cultuur is eveneens verantwoordelijk voor de oudste aardwerken in het landschap van Midden- en West-Europa, zogenaamde kringgreppels. Er zijn vele complexen met grachten, wallen en palissaden bekend (b.v. in Eilsleben en Bördekreis), die meestal, maar niet altijd, op de windstreken zijn uitgelijnd. Hoewel de oudste kringgreppels uit de vroege bandkeramische periode dateren, zijn meer vondsten uit de jongere tijd bekend. Naast deze walachtige elementen kennen we ook zogenaamde onderbroken kringgreppels zoals het aardwerk van Herxheim voor het eerst uit deze cultuur.

Bijzondere vondsten

Wikiwand in your browser!

Seamless Wikipedia browsing. On steroids.

Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.

Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.