Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gleichschaltung of gelijkschakeling, ook: nazificatie was de eufemistische term waarmee men de maatregelen aanduidde waarmee de nazi's, nadat Hitler tot rijkskanselier was benoemd (30 januari 1933), de Weimarrepubliek (zoals Duitsland na de val van het Keizerrijk vaak genoemd werd) in een totalitaire dictatuur veranderden. Meer specifiek doelt men met Gleichschaltung op een aantal maatregelen en gebeurtenissen die de controle van de NSDAP over Duitsland versterkten tot een totalitair systeem was bereikt.
De term was oorspronkelijk afkomstig uit het technisch jargon en duidde op de synchronisatie (in de pas laten lopen) van machines. De nazi's wilden met hun maatregelen de hele Duitse bevolking "synchroniseren" in het keurslijf van de NSDAP. Iedere organisatie, van de kleinste niet-politieke hobbyclub tot de grootste deelstaten aan toe, en zelfs ook ideologisch verwante conservatieve verenigingen als Stahlhelm, moesten ondergeschikt gemaakt worden aan de NSDAP. De NSDAP verkreeg dan zo als het ware een monopolie op ieder aspect van het leven. Dit doel wilde men bereiken op de volgende manieren:
De gelijkschakeling van land en volk vond in verschillende stappen met name in de periode 1933-'37 plaats:
Vrijwel iedere organisatie van enige betekenis was uiteindelijk gelijkgeschakeld. Zelfs de kleinste organisaties zoals een jagersvereniging ontkwamen hier niet aan. Het proces vond plaats in heel Duitsland, van lokaal tot nationaal niveau. Op lokaal niveau resulteerde het in de nazificering van iedere vereniging en de lagere overheden, op nationaal niveau in het afschaffen van de bevoegdheden van deelstaten en oppositiepartijen. Sommige organisaties werden via dwang of wettelijke maatregelen gelijkgeschakeld, vele werkten hier geheel vrijwillig aan mee. Het resultaat van de Gleichschaltung was de eliminatie van alle mogelijke oppositie van betekenis en de totale controle over de Duitse staat en bevolking. Vanaf het begin werd bovendien een allesdoordringende en constante propaganda over het Duitse volk uitgestort om het met de nazi-ideologie te indoctrineren.
Uiteindelijk moest iedere Duitser lid worden van een of andere genazificeerde organisatie. Jongens moesten bijvoorbeeld vanaf hun zesde lid worden van zogenaamde Pimpfen (Oostenrijks-Duits voor knaapjes), speelclubjes waarin tegelijkertijd de nazi-ideologie "met de paplepel werd ingegoten". Vanaf hun tiende volgde toetreding tot het Deutsches Jungvolk, waarna de jongen met 14 tot de Hitlerjugend toetrad. Vanaf hun 18e dienden ze lid te worden van de Arbeitsdienst of dienst te nemen in het leger of de SS. Meisjes werden aanvankelijk lid van de Jungmädel, vervolgens van de Bund Deutscher Mädel, daarna van Glaube und Schönheit (geloof en schoonheid). Rond hun 21e moesten ze een jaar op het land werken (Landjahr). Alle arbeiders waren bovendien verplicht lid van Kraft durch Freude, dat uitstapjes en hobby's organiseerde. Hobbyclubs vielen verplicht onder de controle van Kraft durch Freude. Ook de Deutsche Offizier Bund ontkwam niet aan de verplichte Gleichschaltung.
Verreweg de meeste Duitsers schikten zich in de nieuwe toestand en velen deden zelfs enthousiast mee. De rest keek gewillig of angstig de andere kant op als er bijvoorbeeld massaal Joden werden opgepakt of razzia's op socialisten werden uitgevoerd. Verzet was zo goed als afwezig vooral door de controle en terreur die de geheime diensten uitoefenden op de bevolking: berucht zijn de Geheime Staatspolizei (Gestapo) en Sicherheitsdienst (veiligheidsdienst, SD). Ook een leger aan informanten gaf mogelijke kritiek op de nazi's snel door aan de geheime dienst waarna de criticus bezoek te wachten stond van een van de veiligheidsdiensten. Toch zijn er nog verschillende, alle uiteindelijk mislukte aanslagen op Hitler uitgevoerd voor en tijdens de oorlog (de bekendste was de aanslag van 20 juli 1944 door Claus Von Stauffenberg in Hitlers oostelijke hoofdkwartier de Wolfsschanze). De algemene passieve houding van verreweg de meeste Duitsers veranderde pas toen de krijgskansen op het eind van de Tweede Wereldoorlog zich gekeerd hadden en de onvermijdelijke nederlaag voor de nazi's steeds duidelijker in zicht kwam.
Toen Duitsland in mei 1940 Nederland binnenviel, werd de Oostenrijker Arthur Seyss-Inquart benoemd tot rijkscommissaris (officieel voluit Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete). Hij ging al snel na zijn benoeming over tot het gelijkschakelen van de Nederlandse samenleving. Aanvankelijk was dit nog met zachte dwang, maar na de Februaristaking in 1941 werd dit met harde hand doorgevoerd. Hij was verantwoordelijk voor de deportatie van meer dan honderdduizend Joden naar de concentratiekampen en vernietigingskampen. De Nederlandse pers werd vrijwel meteen onder controle gesteld van toezichthouders en de facto gecensureerd.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.