Loading AI tools
Nederlands elektronicaconcern Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Koninklijke Philips, meestal kortweg Philips genoemd, is een Nederlands elektronicaconcern. Het heeft zijn hoofdkantoor in Amsterdam, maar de wortels van het bedrijf liggen in Eindhoven. Het concern produceert voornamelijk medische apparatuur zoals MRI-scanners. Philips is oprichter en was tot 2016 hoofdsponsor van voetbalclub PSV.
Koninklijke Philips | ||||
---|---|---|---|---|
Hoofdkwartier van Philips in Amsterdam in de Breitnertoren sinds 2001, met links de Rembrandttoren | ||||
Beurs | NYSE: PHG, Euronext: PHIA | |||
Grootaandeelhouders | Exor (15%, augustus 2023)[1] Artisan (10%, 28 juni 2024)[2] | |||
Motto of slagzin | Innovation and you Sense and simplicity (2004) Let's make things better (1995) Philips, dan is het goed | |||
Oprichting | 15 mei 1891 | |||
Oprichter(s) | Frederik Philips, Gerard Philips | |||
Sleutelfiguren | Gerard Philips, oprichter Anton Philips Frits Philips | |||
Bestuur | Roy Jakobs (CEO) | |||
Land | Nederland | |||
Hoofdkantoor | Amstelplein 2 1096 BC Amsterdam | |||
Werknemers | 77.233 (in fte, jaareinde 2022) | |||
Producten | medische apparatuur | |||
Industrie | elektrotechnische industrie, consumentenelektronica | |||
Omzet/jaar | € 18,2 miljard (2023)[3] | |||
Winst/jaar | € –463 miljoen (2023)[3] | |||
Marktkapitalisatie | € 13,85 miljard (31 jan. 2023) | |||
Website | www | |||
|
Het bedrijf vindt zijn oorsprong in de productie van gloeilampen. Philips is hiermee wereldwijd bekend geworden.[4]
In het verleden ontwikkelde en produceerde de onderneming kleine huishoudelijke apparaten zoals koffiezetapparaten, stofzuigers, mixers, strijkijzers en broodroosters (tot 2021, verder als Versuni), verlichtingssystemen (tot 2016, verder als Signify) en consumentenelektronica als radio's, band- en cassetterecorders, stereoapparatuur, cd-spelers (tot 2014) en tv-toestellen (tot 2012), maar ook microchips (tot 2006, verder als NXP), het platenlabel PolyGram (tot 1998), lithografische machines om wafers te maken voor de chipsindustrie (tot 1995, verder als ASML), computers en witgoed, grote huishoudelijke apparaten zoals wasmachines, koelkasten, wasdrogers (tot 1991, daarna onderdeel van Whirlpool).
In 2023 realiseerde Philips een totale omzet van 18 miljard euro met zo'n 70.000 mensen. Philips geeft per jaar tussen de 10 en 11% van de omzet uit aan R&D.
In 2021 was het bedrijfsmodel vooral gericht op de gezondheidszorg, verdeeld over de volgende onderdelen:
In 1891 richtte werktuigkundig ingenieur Gerard Philips, met zijn vader Frederik Philips als geldschieter, de firma Philips & Co op "tot het fabriceeren van gloeilampen en andere electro-technische artikelen, beneevens het drijven van handel daarin".[5][6] Het bedrijf werd niet in hun woonplaats Zaltbommel gevestigd, maar in Eindhoven, omdat daar een leegstaande bukskinfabriek beschikbaar was. Hier zette Philips de benodigde machines neer en begon met het produceren van gloeilampen en het daarvoor benodigde kooldraad, dat Gerard Philips met scheikundig technoloog Jan Reesse in Amsterdam had ontwikkeld nadat hij het procedé in Engeland had gezien bij The General Electric (later Marconi). Er waren reeds gloeilampenproducenten actief, en de opstart van voldoende verkoop had een aanlooptijd van een jaar. De uitbreiding van elektrificatie was een van de factoren hierin. Deze Eerste Gloeilampenfabriek is nu een museum.
Zowel technologisch als maatschappelijk was de uitvinding van de wolfraam-draadlamp van groot belang, waar Gerard Philips in zijn lab een verbeterde versie van wist te creëren. Door sterke concurrentie uit vooral Duitsland waren de eerste jaren financieel geen succes. Frederik Philips investeerde in efficiency van de productie en vergroting van het volume om winstgevend te worden. In 1895 werd de bedrijfsleiding daarom aangevuld voor de verkoop met Gerards 16 jaar jongere broer Anton Philips, die zich tot zakenman ontwikkelde, waarna de onderneming flink begon te groeien in het spel van productiviteitsverhoging, verkoop en het verkrijgen van octrooien en geclaimde patenten. Gerard en zijn labs legden zich de eerste jaren succesvol toe op het verlengen van de levensduur, lichtsterkte en het energieverbruik van gloeilampen. Daarnaast produceerde Philips diverse modellen. In 1899 werd Anton medefirmant van het bedrijf.[6] In 1907 werd de NV Philips' Metaalgloeilampenfabriek te Eindhoven opgericht, gevolgd in 1912 door de oprichting van de NV Philips' Gloeilampenfabrieken, waarvan Gerard en Anton Philips de eerste directeur-aandeelhouders waren.[6]
Gerard Philips zag in dat technische ontwikkeling en verbetering van producten alleen mogelijk is, wanneer zij wordt voorafgegaan door systematisch wetenschappelijk onderzoek. Hoe meer kennis men binnen een bedrijf heeft van de producten die men maakt, des te groter is de zekerheid te kunnen innoveren en de onderneming zo bij de tijd te kunnen houden. Aanvankelijk leidde Gerard Philips zijn medewerkers zelf op en gaf les in de elementaire vakken, maar ook in wis-, schei- en natuurkunde.[7] Hij legde de basis voor het chemisch laboratorium (1908), geïnspireerd op het lab van General Electric waar een aantal jaren mee werd samengewerkt op het gebied van onderzoek en productie. De eigen machinefabriek (1909) en het Philips' Natuurkundig Laboratorium (NatLab) (1914) waarvan de opvolger, de High Tech Campus, zich nog steeds in Eindhoven bevindt. Het NatLab was een broedplaats voor experimenten en uitvindingen, medewerkers kregen de vrije hand en er werden grote wetenschappers uitgenodigd om lezingen te houden, waaronder Albert Einstein. Mede door de uitstekende onderzoeksafdeling maar vooral door de vakkennis en eigen machinefabrieken met zorg voor de uitmuntende kwaliteit van de producten, verkreeg Philips tevreden klanten en een sterke merknaam.
Daarnaast kon door slim zakendoen een breed octrooi-portfolio worden opgebouwd en de afhankelijkheid van andere patenthouders worden verkleind. Belangrijke onderzoekers en uitvinders uit de beginjaren van het Lab waren Gilles Holst, die de staf samenstelde, Balthasar van der Pol, Bernard Tellegen, Johan Numans en Henk Bremmer. Uit een publicatie van het Natlab over de jaren 1916 tot 1946 blijkt dat een deel van de vindingen niet konden worden benut in producten. Er gingen ook voorzichtige stemmen op of het onderzoek niet teveel een speeltuin werd in plaats van gerelateerd te zijn aan de productportfolio.
In 1928 werd een eigen vakopleiding gestart, het Jongens Nijverheids Onderwijs (JNO), later Primaire Beroepsopleiding (PBO) of Philips Bedrijfsschool geheten. Dat hier alleen jongens les kregen was opmerkelijk, nu het personeel tot dan toe voornamelijk uit vrouwen en meisjes bestond.[8]
In 1908 werd een voormalige weverij van de Gebr. Schellens opgekocht en tot machinefabriek ingericht. Hier ontwikkelde en bouwde Philips in eigen beheer productiemachines voor gloeilampen. Keuze voor zelfbouw kwam onder meer voort uit de ondernemingsfilosofie, binnen de eigen onderneming bijzondere know-how op te bouwen en deze af te schermen, zodat concurrentievoordeel opgebouwd kon worden. Omstreeks 1920 ontstond een gereedschapsmakerij, de gereedschappen waren nodig voor de productie van radiotoestellen. In de regio waren aanvankelijk te weinig vakmensen voorhanden en deze moesten betrokken worden uit Duitsland en Midden-Europa. In 1948 startte de apparatenbouw, oorspronkelijk ten behoeve van de productie van bioscoopprojectoren voor de HIG (Hoofdindustriegroep) ELA. Later werd een zeer grote verscheidenheid aan apparaten gebouwd, tot cyclotrons aan toe. In 1961 werd een vestiging in Almelo geopend, en in 1970 werd de Machinefabriek te Alkmaar aan de organisatie toegevoegd.
De productie van gas werd begonnen als reactie op het Duitse verbod op export van argon, in het kader van de Eerste Wereldoorlog. De gasfabriek splitste lucht in bestanddelen als argon, neon, krypton, xenon, zuurstof en stikstof. Het argon werd gebruikt om lampen te vullen, nadat in 1915 was ontdekt dat de gloeidraad van een met dit gas gevulde lamp veel langer meeging. In 1919 functioneerde deze fabriek op het complex Strijp-S reeds. Andere gassen werden gebruikt als hulpstof. De fabriek was onderdeel van de groep Licht. De machines waren van het Duitse fabricaat Linde Eismaschinen. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen een moderne fabriek op het complex Beatrixkanaal. Deze werd in 1989 verkocht aan Air Liquide. De fabriek is inmiddels gesloten.
In 1916 werd de eerste eigen glasfabriek van Philips in gebruik genomen op het terrein Strijp-S. Deze werd gestart omdat het concern van aanvoer van grondstoffen verzekerd wilde zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het glas werd gebruikt voor de ballonnen van gloeilampen, waar zeer veel glasblazers voor nodig waren. Later werden deze processen gemechaniseerd en werden de activiteiten uitgebreid met, onder meer, beeldbuizen. De fabriek is begin jaren 60 van de 20e eeuw gesloopt. Glas voor gloeilampen werd voortaan in de Lommelse vestiging vervaardigd, waar ook de ballons machinaal werden gemaakt. Daarnaast had Philips over de hele wereld verspreid veel glasfabrieken ten behoeve van de lampenproductie. Glas voor tl-buizen werd in Roosendaal gefabriceerd. Het persglas werd gefabriceerd in Eindhoven, Aken, Simonstone, São Paulo en Taiwan. De persglasfabriek Eindhoven werd uiteindelijk verplaatst naar Winschoten maar was op dat moment eigenlijk al overbodig geworden.
Ten behoeve van de glasovens had Philips ook een fabriek op het terrein die vuurvaste stenen maakte.
De metaalwarenfabriek (PMF) produceerde sedert 1918 radio-onderdelen en sedert 1927 radiotoestellen. Omstreeks 1925 werd de massaproductie van de benodigde metaalwaren een onderdeel van de apparatenfabriek. In 1946 werd het een onderdeel van de HIG Apparaten, in 1957 onderdeel van de HIG RGT.
Het gebruik van kunststoffen betrof in eerste instantie thermohardende kunststoffen, met name bakeliet, dat bij Philips Philite heette. Dit moest worden geperst en werd daarbij door onomkeerbare processen zeer hard. In 1923 startte de productie op kleine schaal, ten behoeve van de zelf-ontwikkelde Philips Metalix (1924), de eerste Röntgenbuis met stralenbescherming.[9] Later voor tal van toepassingen zoals behuizingen, knoppen enzovoort. In 1926 kwam er een afzonderlijke fabriek, in 1929 werd een nieuwe fabriek gebouwd waar in 1938 circa 450 mensen werkten. Hiermee begaf Philips zich op het terrein van de procesindustrie. In 1952 werd een nieuwe perspoederfabriek geopend. De belangrijkste grondstof, fenol, werd van de Staatsmijnen betrokken. Er werkten toen 1100 mensen in de Philitefabriek. De fabricage van thermoplasten, die rond die tijd opkwamen, is door Philips nimmer ter hand genomen; wel bezat men in een vroeg stadium (1951) al een grote spuitgieterij. Kunststoffen op basis van ureum en melamine werden daar toegepast. De Philitefabrieken maakten ook producten voor derden, zelfs wc-brillen werden er gemaakt. Een deel van de activiteiten van de Philitefabriek werd in 1957 naar Uden verplaatst en in 1961 naar Hasselt. In 1962 bouwde men tevens een Philitefabriek te Lommel. In 1972 sloot de Eindhovense Philitefabriek. Tegenwoordig heeft Philips geen Philitefabrieken meer.
In 1919 startte Philips de productie van golfkarton voor de verpakking van gloeilampen. Sinds 1926 werd ook grijs papier vervaardigd, grondstof voor golfkarton. Golfkarton werd ook aan derden geleverd. In 1950 werd een nieuwe, moderne, golfkartonmachine in gebruik genomen en in 1952 kwam deze in een nieuwe fabriek te staan. In 1957 werd opnieuw een grijspapierfabriek geopend. Voorts kwam toen een samenwerking met Emba tot stand, waarbij Movi te Rotterdam als een joint venture werd opgericht. Met het Britse papierconcern Bowater werd eveneens een samenwerking aangegaan wat leidde tot de bouw, in 1960 van Bowater Philips te Gent. Deze fabriek werd in 1970 door brand verwoest waarna plannen van Movi om in Etten-Leur een fabriek te bouwen versneld werden uitgevoerd. Deze fabriek bestaat nog steeds maar heet inmiddels na de nodige overnames Smurfit Kappa Elcorr. De fabriek van Movi in Rotterdam is in de jaren 80 gesloten. Uiteindelijk werd de grijspapierfabricage uitbesteed bij de Papierfabriek Roermond en in 1974 werd de Philips papierfabriek gesloten. Voor golfkarton werd in 1980 samen met Emba het verkoopkantoor Empee opgezet, waar in 1982 de bedrijven in Etten-Leur en Eindhoven bij werden ondergebracht. In 1988 werd de Philips Bowaterfabriek te Gent verkocht aan het Zweedse SCA Packaging, en het Philips aandeel in Empee werd overgenomen door Assi en Bührmann-Tetterode. Hiermee kwam een einde aan de papier- en kartonactiviteiten van Philips.
Na te zijn begonnen met de productie van radio-onderdelen voor radio-amateurs, zoals de triodelamp van Hanso Idzerda, introduceerde Philips in 1927 een eigen radiotoestel. Om een wereldwijde markt te veroveren, startte het bedrijf met eigen techniek en zendmasten - door de seinfabriek in Hilverum over te nemen - twee commerciële radiozenders op de korte golf, PCJ en Philips Omroep Holland-Indië (PHOHI), die wereldwijd te ontvangen waren en een sensatie betekende vanwege het heldere geluid.[10] Radio-omroeper Edward Startz werd wereldberoemd met zijn programma Happy Station, het oudste kortegolf programma ter wereld.[11] Hetzelfde marketingmodel werd gevolgd bij televisie. In 1930 vond onder leiding van tv-pionier Eric de Vries, ingenieur bij het NatLab, later televisieregisseur, de eerste proef met een televisie-uitzending in Nederland plaats in Amsterdam. Later reisde De Vries voor Philips door Europa en Nederlands-Indië om reclame te maken voor de radio met plaatjes en tussen 1948 en 1951 leidde hij 264 experimentele televisie-uitzendingen van Philips.
Geleidelijk werden diverse Nederlandse gloeilampenfabrieken opgekocht, terwijl ook toeleveranciers afhankelijk van het bedrijf werden gemaakt en vervolgens eveneens opgekocht werden. Deze verticale integratie zou kenmerkend worden voor Philips, maar het maakte het bedrijf ook complex. Het leidde tot eigen glasfabrieken, golfkartonfabrieken, machinefabrieken en Philitefabrieken (Philite was de merknaam die Philips gebruikte voor zijn bakeliet). De reden voor verticale integratie was altijd het kunnen blijven beschikken over noodzakelijke onderdelen, desnoods door ze in eigen beheer te gaan fabriceren.
Mede gedreven door de activiteiten van de wetenschappelijke onderzoekers was de horizontale integratie nog veel belangrijker voor het bedrijf. Zo leidde de kennis op het gebied van glas en metalen, nodig voor de vervaardiging van gloeilampen, in de jaren 20 van de 20e eeuw ook tot expertise op het terrein van radiolampen, later radiobuizen of elektronenbuizen genoemd. Dit leidde niet alleen tot de productie van radio's, inclusief alle onderdelen daarvan, maar ook tot experimenten met televisietoestellen en oscilloscopen, die al plaatsvonden in de jaren 30 van de 20e eeuw. De proefnemingen met röntgenbuizen vormden de aanzet van wat later Philips Medical Systems zou heten, en experimenten met de hoogtezon voerden naar de farmaceutische producten, zoals die door het latere Philips-Duphar zouden worden vervaardigd.
Met name tijdens de jaren 20 van de 20e eeuw breidde Philips zich snel uit, en er verschenen markante nieuwe gebouwen, zoals de Lichttoren in 1920, de Witte Dame, het voormalig hoofdkantoor (nu: 'De Admirant') uit 1929 en het 27 ha grote complex Strijp-1 (later Strijp-S genaamd), met onder meer de Hoge Rug.
In 1930 werd de eerste Nederlandse Philipsfabriek buiten Eindhoven geopend, en wel te Oss. De tot dan toe aanwezige vestigingen kwamen voort uit overnames van bijvoorbeeld gloeilampenfabrieken.
In 1939 kwam Philips met het eerste elektrische Philips-scheerapparaat (de Philishave) waardoor ook kleine huishoudelijke apparaten tot het assortiment gingen behoren. Daarnaast leidde de materiaalkundige expertise tot nieuwe ontwikkelingen, zoals het gebruik van ferriet, dat in vele toepassingen een rol zou gaan spelen.
De mensen die Philips nodig had kwamen van heinde en verre. Velen waren afkomstig uit Drenthe, Overijssel, en Gelderland. De Philips Woningbouwvereniging Hertog Hendrik van Lotharingen bouwde huizen in wijken als Philipsdorp en Drents Dorp, er was een Philips Coöperatie met bakkerij en kruidenier Etos, er kwamen Philips-scholen, een Philipsbibliotheek, een Philips-ontspanningscentrum en een Philips Sport Vereniging, waaruit ook de bekende PSV-voetbalploeg voortkwam. De Philips Bedrijfsschool had een goede naam: hier werd vakmanschap bijgebracht. Ook werden er parken aangelegd en een villapark voor het hoger Philips-personeel. Bijzonder was het Philips-van der Willigenfonds dat kinderen van Philips-medewerkers in staat stelde om een MBO, HBO of universitaire studie te volgen, zonder dat er de verplichting tegenover stond om bij het bedrijf te komen werken, hoewel een baan bij Philips bijna zekerheid voor het leven bood.
Dit alles had ook andere kanten. Het paternalistische bedrijf was alomtegenwoordig en Philips is Eindhoven en Eindhoven is Philips was een veelgehoorde kreet, die socialistisch ingestelde burgers zich ter harte moesten nemen. Een vroege staking om betere arbeidsvoorwaarden af te dwingen is bekend uit 1911.[12] Daarnaast had ook de meer conservatief ingestelde mens moeite met de opkomst van het technologisch hoogontwikkelde bedrijf, getuige titels als De grote Voltige en Het donkere licht van Antoon Coolen. Bij de pastoors speelde ongetwijfeld ook angst voor het verlies aan invloed mee, mede door de komst van grote aantallen (protestantse) noorderlingen.
Daarnaast verloor ook de oorspronkelijke fabrieksmatige bedrijvigheid, zoals de textiel- en sigarenindustrie, aan invloed. Deze bood veelal laaggeschoolde arbeid met navenante lonen.
In 1930 kwam Philips zwaar in de problemen door de economische crisis. In een paar jaar tijd halveerde het personeelsbestand. Men probeerde in zo goed mogelijke regelingen te voorzien en wist door bijvoorbeeld arbeidstijdverkorting verder ontslag te beperken. Hooghouden van de uitmuntende productkwaliteit was een factor in sterk houden van het merk Philips.
De Tweede Wereldoorlog bracht bombardementen op de Philipsfabrieken met zich mee, in 1942 voerden de Britse geallieerden Operation Oyster uit omdat Philips radiobuizen voor Nazi-Duitsland produceerde. De fabrieken aan de Emmasingel en op Strijp-S met naastgelegen delen van de binnenstad worden tijdens dit Sinterklaasbombardement hevig getroffen, er vallen ca. 150 doden in Eindhoven en een onbekend aantal bij de Engelse luchtmacht.[13][14] Andere fabrieken bleven ongedeerd en het bedrijf kon ook buiten Nederland blijven functioneren, dankzij buitenlandse vestigingen en breidde in 1942 haar fabriekscomplex in Amerika uit.
De tijd van de wederopbouw ging gepaard met ongekende groei, waarbij Philips in Eindhoven vooral in westelijke richting uitbreidde met onder meer de complexen R en T te Strijp.
In 1946 werden in Nederland nieuwe productiebedrijven geopend in Sittard, Roermond en Zwolle. De jaren daarop volgden er nog vele andere Philips-vestigingen. Vele vestigingen verschenen door geheel Nederland en deze groeiden soms uit tot grote fabrieken waar duizenden mensen werkten. Vanaf 1939, met de introductie van de Philishave, was Philips zich gaan richten op consumentenelektronica: huishoudelijke apparaten. De meningen hierover waren verdeeld, uit marktcijfers blijkt dat er ruimte was voor groei van deze producten in Nederlandse huishoudens.
Naast fabricage van gloeilampen, radiotoestellen en huishoudelijke apparaten, ging Philips zich vanaf het begin van de jaren 50 van de twintigste eeuw ook toeleggen op de productie van kortegolfcommunicatieapparatuur ten behoeve van de lucht- en scheepvaart. De apparatuur van die tijd kenmerkte zich door het gebruik van radiobuizen — de transistor stond in de kinderschoenen — en stond voor wat betreft betrouwbaarheid op een hoog peil. Philips was een kenniscentrum op het gebied van elektronenbuizen en was onder andere uitvinder van de pentode. Kortegolfcommunicatieapparatuur als de BX925 en de 8R0 501 waren jarenlang standaardfaciliteiten aan boord van koopvaardij- en marineschepen en bij diverse walinstallaties van de overheid (Scheveningen Radio, land- en luchtmacht en marine). Ook werd medio jaren 50 de productie van televisietoestellen een steeds belangrijker activiteit.
Spreiding van werkgelegenheid en gebruikmaking van nieuwe reservoirs aan arbeidskrachten speelde een grote rol. Ook in België, waar een vestiging in Leuven bestond, werden nieuwe fabrieken geopend, zoals te Hasselt en Turnhout. Geleidelijk aan ging men de productie ook naar het buitenland overbrengen, terwijl men het tekort aan arbeidskrachten verder moest opvangen door gastarbeiders, met name Spanjaarden, in dienst te nemen.
Soms leed het bedrijf echter aan een remmende voorsprong, want ondertussen was in 1947 de transistor uitgevonden en op deze ontwikkeling sprong men nogal laat in, aangezien Philips specifieke kennis had van elektronenbuizen.
Geleidelijk begon ook de concurrentie uit Japan zich te doen gelden, zoals door het in de jaren 50 op de markt brengen van transistorradio's van het nog onbekende merk Sony. Philips bracht als eerste in 1963 de compact cassette op de markt, een succesvolle nieuwe muziekdrager.
De concurrentiestrijd met Japan leidde eind jaren 70/begin jaren 80 tot een commerciële video-oorlog, de videotape format war. Philips had als eerste een consumentenvriendelijke videospeler ontwikkeld en op de markt gebracht, de Philips N1500. De poging een standaard te vestigen voor videobanden met het eigen Video 2000-systeem, was niet succesvol vanwege de concurrentie met de Betamax- en VHS-systemen. Hoewel Video 2000 een betere beeldkwaliteit leverde, werd de slag om de markten in Amerika en Europa door anderen gewonnen op speelduur en marktprijs. Ook marketing-communicatie en klant-onderzoek speelden een rol.[15]
Philips groeide verder door, met in het topjaar 1974 ca. 412.000 medewerkers, waarvan 91.000 in Nederland, maar het Nederlandse personeelsbestand was − met in 1970 98.000 mensen in dienst − toen al over zijn hoogtepunt van haar omvang heen. In Eindhoven verschoven activiteiten van productie (die noodgedwongen door concurrentie werd verplaatst naar lage lonen landen) naar Onderzoek & Ontwikkeling en er kwamen meer en meer kantoor- en managementfuncties. Na 1975 zette zich wereldwijd een daling van het personeelsbestand in. Door toenemende Europese, en later mondiale concurrentie moesten de kosten omlaag; dit gebeurde door in grotere productie-eenheden te produceren.
De achterstand op het terrein van halfgeleiders trachtte men in te halen via kennisuitwisseling met de Bell-laboratoria van AT&T en later met het peperdure megachip-project. Overigens heeft Philips een succesvolle niche-markt gevonden in de fabricage van specialistische chips, waarbij de massafabricage van standaardchips aan goedkope producenten uit andere landen werd overgelaten, zoals Zuid-Korea en Taiwan.
Ook op het gebied van computers was er sprake van een achterstand. De mainframecomputer P1000 beloofde zeer belangrijk te worden, vooral voor administratieve toepassingen, maar Philips heeft hierin, ondanks de investering van grote sommen geld in Philips Data Systems, nooit enig marktaandeel van betekenis weten te behalen behalve op het gebied van bankcomputers, waar ze wereldwijd de nummer één waren[16]. Mogelijk omdat de aanpak van Philips altijd is geweest eerst de onderdelen te fabriceren (lampen, chips) en wanneer dat goed ging pas productielijnen op te gaan zetten voor complete producten. Voorbeeld hiervan is o.a. de radiolamp.
De in die jaren gehoorde uitdrukking Philips kan niet failliet, refererend aan de zekerheid van overheidssteun, leek een niet te miskennen voorteken. Het bedrijf was door de horizontale en verticale integratie, maar ook door de verregaande autonomie van de vele buitenlandse Philips-ondernemingen, bijna onbestuurbaar geworden. Men sprak in dit kader van een matrixorganisatie. Andere voortekenen van een kentering kwamen uit de Verenigde Staten, naar waar veel technologische kennis van Europa uitweek, omdat daar het door de overheid gefinancierde Apollo-project op zijn einde liep. De exodus was de voorbode van een massale werkloosheid, ook onder technici. Ondertussen werd er bij Philips nogal eens aan hobbyisme gedaan, waarvan de research aan de stirlingmotor een goed, maar duur voorbeeld was.
Automatisering, rationalisering, concentratie op hoofdactiviteiten, samenvoeging van productie-eenheden en verplaatsing van productie naar lagelonenlanden kondigden zich aan. Toen Henk van Riemsdijk in 1977 aftrad als bestuursvoorzitter, betekende dat de facto het einde van de invloed van de familie Philips en het begin van een minder paternalistische lijn. Dit proces zette medio jaren 70 al in met verplichte arbeidstijdverkorting, terwijl vanaf 1980 ook massaontslagen volgden. Daar kwam bij dat zich tegelijkertijd ook in andere arbeidsintensieve bedrijfstakken, zoals de kunstvezelindustrie en de scheepsbouw, soortgelijke ontwikkelingen voltrokken. Op dat moment bezat Philips wereldwijd 500 fabrieken. In 1982 was het personeelsbestand wereldwijd al teruggelopen van 360.000 tot 336.000 en verdere bezuinigingsoperaties volgden.
De belangrijkste daarvan werd Operatie Centurion tussen 1990 en 1996, geïnitieerd door Jan Timmer.[17] Een groot deel van de Philips-vestigingen werd in het kader van deze operatie afgebouwd en vrijwel alle Philips-activiteiten in Eindhoven werden beëindigd, verplaatst, of verzelfstandigd. Vijftigduizend mensen verliezen hun baan.[17] De zogenaamde sterfhuisbedrijfsconstructie werd ingevoerd waarbij het moederbedrijf zo min mogelijk schade opliep als een zelfstandige productie-eenheid werd afgestoten. De aanzienlijke spin-off aan bedrijven die dankzij Philips in de regio Eindhoven waren gevestigd, zorgde ervoor dat het vertrek van Philips niet tot een catastrofe leidde. Een veelheid aan technologisch hoogwaardige bedrijven, waarvan ASML het grootste is, is deels in de plaats gekomen van Philips-activiteiten. De producten van ASML zijn echter onder de merknaam Philips verkocht vòòr de afsplitsing. ASML was feitelijk geen merknaam maar de afkorting van een samenwerkingsverband.
Philips Medical Systems, in het nabijgelegen Best, is nog een belangrijke Philips-activiteit. Eind jaren 90 werd het hoofdkantoor van Eindhoven verplaatst naar Amsterdam met omstreden redenen. Slechts Philips Lighting en Philips Research bleven in Eindhoven. Ook het Evoluon, nog niet zo lang daarvoor het visitekaartje van Philips voor Eindhoven en de wereld, werd in 1989 gesloten als techniekmuseum voor het algemene publiek.
Internationaal is Philips zich steeds meer gaan oriënteren op consumentenproducten die zich onderscheiden, door een nieuwe functionaliteit en door opvallend design. In samenwerking met koffiebrander Douwe Egberts ontwikkelde Philips in 2001 het Senseo-koffiezetapparaat (2001) met een compleet nieuw koffiepad-systeem en in 2004 de Ambilight-televisie. Op de binnenlandse markt sloeg vooral de Senseo aan, maar opnieuw bleef een brede internationale doorbraak uit. Het concept van de ambilight werd door andere bedrijven overgenomen en door hen beter in de markt gezet, het concept van een koffiezet-snelsysteem werd overgenomen door andere bedrijven die eigen systemen ontwikkelden. De divisies Componenten en Halfgeleiders werden verkocht. Zo werd in 2006 de halfgeleiderdivisie verzelfstandigd als NXP. Tegelijkertijd werd aangekondigd dat het woord "Electronics" uit de bedrijfsnaam zou verdwijnen. In 2005 zijn de fabrieken voor de productie van instap modellen TV's en IT monitoren verkocht aan TPV Technology Ltd.
In 2006 had het bedrijf wereldwijd in meer dan 60 landen 121.732 werknemers in dienst. De researchafdeling, Philips Research, is gevestigd op de High Tech Campus te Eindhoven, op het terrein van het vroegere Philips Natuurkundig Laboratorium.
Philips Lighting ging zich in versnelde mate richten op energiezuinige verlichtingstechniek, waarbij vooral ledtechnologie de aandacht kreeg. Het concernonderdeel voerde hier een agressievere politiek dan de concurrenten Osram en General Electric. Zo werd er gestreefd naar voorwaartse integratie, waarbij niet alleen lampen, maar ook armaturen werden geleverd. In dit verband voerde Philips een politiek van gerichte overnames. Zo kocht Philips in 2005 het bedrijf Lumileds, een fabrikant van ledverlichting. In 2007 werden 5 bedrijven overgenomen: Partners in Lighting dat armaturen voor huishoudens maakt, TIR Systems en Color Kinetics die in ledverlichting actief zijn, Lighting Technologies dat bioscooplampen maakt. In 2008 heeft Philips het Amerikaanse bedrijf Genlyte overgenomen, dat verlichtingsarmaturen voor bedrijven maakt en marktleider is op de Noord-Amerikaanse markt.
Op medisch gebied volgde de overname van Respironics, dat apparatuur tegen slaapapneu vervaardigt. Hiermee was een bedrag van 3,6 miljard euro gemoeid, de grootste overname die Philips ooit heeft gedaan. In 2009 nam Philips de Italiaanse koffiemachinefabrikant Saeco over.
In maart 2009 verkocht Philips de sales en marketing organisatie voor IT monitoren, LCD Signage en Hotel TV aan MMD Monitors & Displays, een volle dochteronderneming van TPV Technology Ltd en werd de stap gezet naar een licentie op het gebruik van de merknaam "Philips" door MMD Monitors & Displays.
Eind 2010 had Philips 119.000 medewerkers in dienst, in oktober 2011 werd bekend dat Philips 4500 medewerkers wereldwijd laat uitstromen, waarvan 1400 in Nederland (10% van de 14.000 medewerkers).
In navolging van de IT en Signage displays en hotel TV, sloot Philips in 2012 een nieuwe joint venture met het Chinese TPV Technology Ltd onder de naam TP Vision voor het ontwerp, en de productie, distributie, marketing en verkoop van Philips-televisies met uitzondering van China, India, de Verenigde Staten, Canada, Mexico en enkele landen in Zuid-Amerika.
In december 2012 zijn Philips en zes andere elektronicabedrijven schuldig bevonden aan kartelvorming.[18] Consumenten en producenten die hun beeldbuizen bij de karteldeelnemers kochten zijn gedupeerd.[18] De zeven kregen een gezamenlijke boete van 1,47 miljard euro van de Europese Commissie[18] waarvan het aandeel van Philips 313 miljoen euro was en ruim 391 miljoen samen met LG Electronics. In 2001 richtte Philips samen met LG Electronics een joint-venture op waarin de tv-activiteiten werden ondergebracht. Deze joint venture ging vijf jaar later failliet.[18]
In januari 2013 kondigde Philips de verkoop aan van haar Lifestyle Entertainment groep, bestaande uit de onderdelen Audio, Video, Multimedia en Accessories.[19] De beoogde koper was het Japanse bedrijf Funai Electric Co. Dit bedrijf zou naast een licentievergoeding ook € 150 miljoen voor de activiteiten betalen. De producten zouden onder de Philips-merknaam verkocht blijven worden. Eind 2013 is deze transactie afgeketst en in 2014 is een nieuwe overeenkomst gesloten met het Amerikaanse Gibson Guitar Corporation. Dit onderdeel telde circa 2.000 werknemers.
In september 2014 meldde Philips, nu nog met drie divisies, dat het zou splitsen in twee aparte bedrijven.[20] De Consumer Lifestyle-divisie gaat op in de Healthcare-divisie en gaat verder als HealthTech.[20] De Lighting-divisie zou een aparte juridische structuur krijgen, en dit zou dan de eerste stap zijn tot een splitsing, waarbij andere aandeelhouders kunnen toetreden tot deze divisie.[20] Zou deze organisatie in 2013 al hebben bestaan, dan had HealthTech een omzet gerealiseerd van € 15 miljard en Lighting € 7 miljard.[20]
In maart 2015 kondigde Philips aan 80,1% van de onderdelen Lumileds en Automotive Lighting voor bijna 3 miljard euro te verkopen aan de Chinees-Amerikaanse investeerder Go Scale Capital.[21] Bij deze twee onderdelen werkten in totaal ruim 8.000 mensen. In Frankrijk, Duitsland, Polen en China wordt autoverlichting gemaakt en in Californië, Maleisië en Singapore worden led-chips geproduceerd. Toestemming van toezichthouders was noodzakelijk voor de transactie en in januari 2016 werd bekend dat de verkoop niet zou doorgaan na bezwaren van het Committee on Foreign Investment in the United States (CFIUS), de Amerikaanse commissie voor buitenlandse investeringen.[22] In december 2016 vond Philips een nieuwe koper voor Lumileds.[23] De Amerikaanse investeerder Apollo Global Management betaalt ongeveer 1,4 miljard euro voor 80,1% van de aandelen.[23] Philips behoudt het minderheidsbelang voor een periode van ten minste drie jaar. Het bedrijf telt 9000 werknemers en had in 2015 een omzet van 2 miljard dollar. De verkoop werd in de eerste helft van 2017 afgerond.[23]
Philips had in september 2014 bekendgemaakt de lichtdivisie te gaan afsplitsen.[24] De onderneming denkt hierbij aan een verkoop aan private-equitypartijen of een beursgang. Diverse partijen hebben interesse getoond, maar de biedingen bleven onder de gewenste prijs.[24] In mei 2016 besloot Philips de lichtdivisie naar de beurs te brengen. Met een jaaromzet van 7,4 miljard euro wordt Philips Lighting een van de grotere beursbedrijven op Euronext Amsterdam.[24] Philips brengt in eerste instantie een kwart van alle aandelen naar de beurs en vrijdag 27 mei was de eerste handelsdag.[25] De introductiekoers was 20 euro per aandeel en de emissie leverde Philips 750 miljoen euro op.[26] In februari 2017 verkocht Philips nog eens 26 miljoen aandelen Philips Lighting voor een bedrag van 608 miljoen euro.[27] Door de verkoop daalde het belang van Philips in Philips Lighting van 71,2% naar ongeveer 55%.[27] Na twee verkopen van aandelen houdt Philips sinds april 2017 een minderheidsbelang in Philips Lighting. Op 24 september 2019 verkocht Philips het resterende belang.[28] Philips was vele decennia een van de grootste gloeilampenfabrikanten ter wereld. Daarnaast werden ook andere lichtbronnen geproduceerd, zoals tl-buizen, spaarlampen, en in toenemende mate ledverlichting.
In 2018 ging Philips Lighting verder onder de naam Signify. De producten van dit nu zelfstandige bedrijf bleven voorlopig de merknaam Philips voeren.
File:
Het beeldmerk van Philips is omstreeks 1930 ontstaan. Het bestaat uit een cirkel (die de aarde symboliseert), waarin drie horizontale golflijnen (die de radiogolven symboliseren). Linksboven en rechtsonder staan twee vierpuntige sterretjes (zoals sterren vaak verschijnen als ze door een vierkant diafragma gefotografeerd worden). Deze sterren symboliseren het licht.
Boven het cirkelvormige beeldmerk staat vaak de naam PHILIPS, met het geheel in een kader dat de vorm heeft van een wapenschild.
Het beeldmerk werd in 1994 afgeschaft en vervangen door enkel de naam PHILIPS in blauwe letters. In 2008 werd het oude beeldmerk weer in ere hersteld. In 2013 werden enkele wijzigingen aangebracht. Er zijn nu slechts twee golflijnen, de golflengte is langer en de sterretjes zijn anders geplaatst. Daarnaast heeft de bovenkant van het schild sinds de modernisering een lichte bolling.
De sterretjes uit het beeldmerk sieren de klokken van de Philips-beiaard, voorheen bij het Evoluon, thans in de Sint-Catharinakerk.
Jaar | Omzet | Nettoresultaat | Werknemers |
---|---|---|---|
1895 | 40 | ||
1900 | 400[99] | ||
1910 | 4000 | ||
1920 | 6600[100] | ||
1930 | 39.000 | ||
1939 | 45.000, waarvan 19.000 in Nederland | ||
1950 | ƒ 980 miljoen[101] | ƒ 48 miljoen[102] | 90.000 (NL: 39.000)[103] |
1964 | ƒ 7 miljard | ƒ 404 miljoen | |
1965 | 252.000 (NL: 85.000)[104] | ||
1979 | ƒ 33,2 miljard | ƒ 564 miljoen | 379.000 |
1980 | ƒ 36,5 miljard | ƒ 328 miljoen | 372.600[105] |
1981 | ƒ 42,4 miljard | ƒ 357 miljoen | 348.100 |
1982 | ƒ 42,9 miljard | ƒ 433 miljoen | 336.200[106] |
1983 | ƒ 46,2 miljard | ƒ 647 miljoen | 343.000[107] |
1984 | ƒ 53,8 miljard | ƒ 1.113 miljoen | 344.000[108] |
1985 | ƒ 60,0 miljard | ƒ 919 miljoen | 345.600[109] |
1986 | ƒ 55,0 miljard | ƒ 1.015 miljoen[110] | |
1987 | ƒ 52,7 miljard | ƒ 818 miljoen[111] | |
1988 | ƒ 56,1 miljard | ƒ 1.056 miljoen | 310.300[112] |
1989 | ƒ 57,2 miljard | ƒ 1.347 miljoen | 304.800[113] |
1990 | ƒ 55,8 miljard | ƒ –4526 miljoen | 272.800 |
1991 | ƒ 57,0 miljard | ƒ 981 miljoen[114] | 240.000 |
1992 | ƒ 58,2 miljard | ƒ –900 miljoen[115] | |
1993 | ƒ 58,8 miljard | ƒ 1.970 miljoen | 253.000 |
1994 | ƒ 52,4 miljard | ƒ 2.125 miljoen | 253.000[116] |
1995 | ƒ 55,7 miljard | ƒ 2.500 miljoen[117] | 253.000 |
1996 | ƒ 59,8 miljard | ƒ –590 miljoen | 250.000 |
1997 | € 29,7 miljard | € 2.602 miljoen | 252.000 |
1998 | € 30,5 miljard | € 6.053 miljoen | 233.686 |
1999 | € 31,5 miljard | € 1.799 miljoen | 226.874 |
2000 | € 37,9 miljard | € 9.602 miljoen | 219.429 |
2001 | € 32,3 miljard | € –2.475 miljoen | 188.643 |
2002 | € 31,8 miljard | € –3.206 miljoen | 170.087 |
2003 | € 29,0 miljard | € 695 miljoen | 164.438 |
2004 | € 24,9 miljard | € 2.836 miljoen | 161.586 |
2005 | € 25,8 miljard | € 2.868 miljoen | 159.226 |
2006 | € 27,0 miljard | € 5.383 miljoen | 121.732 |
2007 | € 26,8 miljard | € 4.880 miljoen | 123.801 |
2008 | € 26,4 miljard | € –90 miljoen | 121.398 |
2009[118] | € 23,2 miljard | € 426 miljoen | 115.924 |
2010 | € 22,3 miljard | € 1.448 miljoen | 119.775 |
2011 | € 22,6 miljard | € –1.291 miljoen | 125.241 |
2012 | € 24,8 miljard | € 231 miljoen | 118.087 |
2013 | € 22,0 miljard | € 1.172 miljoen | 116.082 |
2014 | € 21,4 miljard | € 411 miljoen | 113.678 |
2015 | € 24,2 miljard | € 659 miljoen | 117.044 |
2016 | € 24,5 miljard | € 1,4 miljard | 114.731 |
2017 | € 17,8 miljard | € 1,9 miljard[119] |
73.951 |
2018 | € 18,1 miljard | € 1,1 miljard[120] | 77.400 |
2019 | € 19,5 miljard | € 1,2 miljard | 80.500 |
2020 | € 19,5 miljard | € 1,2 miljard | 81.600 |
2021 | € 17,2 miljard | € 3,3 miljard[121] | 78.200 |
2022 | € 17,8 miljard | € –1,6 miljard | 77.200 |
2023 | € 18,2 miljard | € –0,5 miljard | 69.700 |
Vanwege een beveiligingsprobleem met de MediaWiki Graph-software is het momenteel niet mogelijk deze grafiek weer te geven. Zodra de software is bijgewerkt zal de grafiek vanzelf weer zichtbaar worden. Vanwege een beveiligingsprobleem met de MediaWiki Graph-software is het momenteel niet mogelijk deze grafiek weer te geven. Zodra de software is bijgewerkt zal de grafiek vanzelf weer zichtbaar worden. Vanwege een beveiligingsprobleem met de MediaWiki Graph-software is het momenteel niet mogelijk deze grafiek weer te geven. Zodra de software is bijgewerkt zal de grafiek vanzelf weer zichtbaar worden.
Vóór 1940 had Philips slechts vestigingen in een beperkt aantal plaatsen, maar na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal vestigingen sterk toe. In Eindhoven werden de mensen al van heinde en verre aangevoerd met het VIPRE-busnetwerk (Vervoer Industrieel Personeel Regio Eindhoven). In de hoogtijdagen ging het om honderden bussen met het overstapstation op de kruising Beukenlaan/Schootsestraat. Hier konden de mensen overstappen op bussen die hen naar de gewenste Eindhovense locatie brachten. Om aan personeel te komen, en om de werkgelegenheid in de regio te verbeteren, stichtte Philips vele vestigingen buiten Eindhoven. Hier kwam bij dat Philips ook veel bedrijven overnam, die elk soms ook weer een aantal vestigingen hadden. Vanaf 1980 ging het echter bergafwaarts met vele van deze vestigingen. Philips stootte vele bedrijven af en sloot ook een groot aantal vestigingen in de regio, wat ook ernstige sociale gevolgen kon hebben voor streken die toch al niet bedeeld waren met veel werkgelegenheid. Dit proces van concentratie en stroomlijning is nog aan de gang. In 2019 vertelde de directie het aantal fabrieken te willen terugbrengen van 50 naar 30.[122]
Philips gaf in de periode 2021-2024 financiële steun aan Amerikaanse Congresleden die de verkiezingsuitslag van 2020 niet erkenden. De donatie bedroeg 76.000 dollar en werd gedaan binnen een half jaar na de bestorming van het Amerikaanse Capitool in 2021. Dergelijke donaties gaan doorgaans via een PAC (Political Action Committee).[123]
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.