Loading AI tools
soort uit het geslacht Mandragora Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
De alruin (Mandragora officinarum) is een overblijvend kruid uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). De soortaanduiding officinarum betekent dat de plant tijdens haar naamgeving op lijsten van planten met geneeskrachtige eigenschappen voorkwam. De plant wordt nu niet meer als zodanig gebruikt.
Alruin | ||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onrijpe vruchten | ||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
Soort | ||||||||||||||||||
Mandragora officinarum L. (1753) | ||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | ||||||||||||||||||
Alruin op Wikispecies | ||||||||||||||||||
|
De precieze etymologie is complex en omstreden. De Nederlandse naam alruin is mogelijk afgeleid van die van een 11e-eeuwse filosoof, astroloog, reiziger, historicus en drogist genaamd Al-Biruni. De Arabische naam 'luffâh' of 'beid el-jinn' betekent 'ei van de geest'.
De peterselie-achtige, grote, bruine penwortel is vaak vertakt of gevorkt en dringt diep in de grond door. Boven de grond ontspruit hieruit na de bloei een bladrozet van ovale, ingesneden bladeren van 15 centimeter breed en 40 centimeter lang. Deze bladeren staan in het begin rechtop; later spreiden ze zich plat uit.
De plant draagt groen-witte of lichtblauwe, 5 centimeter grote, klokvormige bloemen op afzonderlijke stelen. De bloeiperiode valt in de periode maart tot april. Uit deze bloemen ontstaan in het late voorjaar groene bessen, bijna zo groot als een kippenei.
De plant sterft eind voorjaar, begin zomer bovengronds af. De ondergrondse wortels overleven de winter en lopen in eind maart na de bloei opnieuw uit.
De alruin komt van nature voor in Zuid- en Midden-Europa en in het Middellandse Zeegebied, waar zij onder andere op Corsica kan worden aangetroffen.
De alruinwortel bevat giftige alkaloïden (scopolamine, atropine, apoatropine, hyoscyamine, cuskhydrine, solandrine, mandragorine en andere hallucinogene tropaanalkaloïden). De plant werd vroeger als narcoticum en pijnstiller, en deels ook als hallucinogeen middel gebruikt, onder meer in heksenzalf.
In de Oriënt werd de plant beschouwd als middel om conceptie te verzekeren; dit komt tot uiting in de Hebreeuwse naam, dud‘ of dudaim (liefdesplant).
Dioscorides verwijst naar het gebruik van de plant als anestheticum bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn.
Plinius de Oudere refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast.
Lucianus van Samosata spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt.
Claudius Galenus noemt de plant terloops in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen.
Isidorus van Sevilla zou gezegd hebben: "De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hen die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap".
Ugone da Lucca ontdekte in de 12e eeuw een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde.
Reeds in 1830 gebruikte de Japanse arts Seishu Hanaoka een verdovend extract uit de alruin in de heelkunde. Ernst Schmidt ontdekte in 1888 scopolamine in de alruin.
Door de hallucinogene effecten speelt de plant een belangrijke rol in magie en hekserij. Alruin wordt daar gezien als een heksenkruid en is een bestanddeel van allerlei heksendrankjes en heksenzalf. Er werd grote toverkracht aan toegeschreven.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.