De Zweedse adel is historisch gezien een wettelijk en sociaal bevoorrechte groep in Zweden. In het moderne Zweden heeft de adel geen voorrechten meer, zoals de heffingskorting bij belastingen en vertegenwoordiging in het parlement. Hun familienaam en wapenschilden zijn wel beschermd en mogen enkel door de leden van het adellijke huis gebruikt worden.
De adel in Zweden bestaat uit 'geïntroduceerde adel' en 'niet-geïntroduceerde adel', deze laatste bestaat uit niet officieel geïntroduceerden bij het huis van adel (Riddarhuset).
De koning verhief voor het laatst iemand in de adel in 1902. Na 1974 was het voor de vorst zelfs onmogelijk om iemand in de adel te verheffen, vanaf dan tot 2003 werd de adel door de overheid bestuurd. Na 2003 werd het Riddarhuset een privéorganisatie, die binnen de wetten van Zweden wordt bestuurd door haar leden.
De Zweedse adel bestaat uit drie klassen gevormd op basis van een schema dat in 1626 werd opgesteld door het Riddarhuset, de riddarhusordningen.
De Herenklasse (Herreklassen) bestaande uit Graven (greve) en baronnen (friherre): deze twee titels werden geïntroduceerd door Erik XIV.
De Ridderklasse (Riddarklassen): deze klasse bevat de families die afstammen van leden van de Geheime raad van Zweden, de 300 oudste families uit de Schildknapenklasse en de familieleden van commandeurs in Zweedse ordes.
De Schildknapenklasse (Svenneklassen): de ongetitelde adel (obetitlad adel).
Deze verdeling is ontstaan uit de verdeling in de middeleeuwen, toen de adel (“frälse”) werd verdeeld in de leden van de Geheime Raad, de Ridders en de Schildknapen.
Geïntroduceerde adel
De geïntroduceerde adel is de adel in Zweden die benoemd werd door de koning, de leden werden daarna opgenomen in de lijsten van het Riddarhuset.
Het introduceren van adel begon onder Erik XIV in 1561, toen hij de titels van Graaf en Baron gaf aan zowel Oude Adel als nieuw benoemde adel. Tot 1809 kregen alle leden van degene die geïntroduceerd werd, dezelfde titel als de geïntroduceerde persoon. Na 1809 mocht alleen het hoofd van de familie de titel voeren.
In 1902 werd voor het laatst iemand door de koning van Zweden geïntroduceerd, en wel Sven Hedin.
Niet-geïntroduceerde adel
Niet-geïntroduceerd bij het Riddarhuset wil zeggen, dat de titels vooral een sociale status hadden en geen legitieme. Als een adellijke familie werd geïntroduceerd, moest deze ook erkend worden door het Riddarhuset om zo wettelijke voordelen te krijgen.
In Zweden is er een vrij grote groep niet-geïntroduceerde adel en deze kan worden onderverdeeld in vier groepen:
Buitenlandse adel: dit zijn adellijke families die uit het buitenland komen, maar gedeeltelijk of volledig in Zweden leven. Dit is ook de grootste groep binnen de niet-geïntroduceerde adel.
Zweedse families die een buitenlandse adellijke titel hebben ontvangen.
Adellijken die een titel hebben gekregen van de Zweedse vorst, maar niet geïntroduceerd zijn bij het Riddarhuset.
Families van legerleiders van buitenlandse origine. Dit is maar een kleine groep binnen de niet-geïntroduceerde adel.
De Zweedse (en Finse) adel dateert van 1280, toen deze werd vastgelegd in het Decreet van Aslnö, waarbij de grootgrondbezitters die het zich konden veroorloven om een gewapende soldaat te paard te ondersteunen, vrijstelling kregen van belastingen. Ook de clerus maakte deel uit van deze frälse en hoefde geen belastingen te betalen. In het algemeen groeide de Zweedse adel dus uit de groep van rijke boeren die een ridder te paard konden ondersteunen.
De adel uit deze periode kreeg ook geen leen van de koning; de grond die ze bezaten was van hen. De adellijke klasse gebruikte haar macht ook om kleine boeren te dwingen hun grond te verkopen, zodat het landbezit in Zweden werd geconcentreerd in de handen van de adel.
De Zweedse Oude Adel (“uradel”) is een term voor de families die officieel adellijk werden in 1280 met het Decreet van Alsnö. Deze adellijke families hebben geen adelsbrief, omdat deze pas vanaf 1360 werden uitgereikt. Sommige van deze oude families bestaan nog steeds in Zweden of Finland, sommigen zijn vanuit de Schildknapenklasse verheven naar de Ridderklasse of de Herenklasse met titels (Graaf of Baron). In 1778 werden alle Oude adellijke families verheven tot de Ridderklasse.
Oude adellijke families
Aspenäs familie
Banér (Bestaat nog)
Bese
Bielke (Tweede oudste familie van Zweden)
Björn
Bååt
Bonde (Bestaat nog)
Carpelan (Bestaat nog)
Ekaätten
Hiort af Ornäs (Bestaat nog)
Hård af Segerstad (Bestaat nog)
Jägerhorn af Spurila (Bestaat nog)
Leijonhufvud (Bestaat nog)
Lilliehöök (Bestaat nog)
Natt och Dag (Bestaat nog, oudste familie van Zweden)
Porse
Posse (Bestaat nog)
Ribbing (Bestaat nog)
Rosenstråle
Sparre (Bestaat nog)
Stenbock (Bestaat nog)
Trolle (Bestaat nog)
Örnsparre
Geïntroduceerd
Door Erik XIV
De volgende adel werd geïntroduceerd door koning Erik XIV.
Svante Sture van Hörningsholm, 1562 Graaf van Vestervik en later ook Stegeholm
Göstaff Johansson van Haga, 1562 Graaf van Bogesund (origineel Enköping)
Stenbock Gustaf Olofsson, baron van Torpa
Leijonhufvud Sten Eriksson, baron van Grevsnes
Grip Birger Nilsson, baron van Vines
Oxenstierna Gabriel Kristersson, baron van Mörby
Lars Fleming, baron van Arvasalo (in Finland)
Gera Karl Holgersson, baron van Björkvik
Gera Göran Holgersson, baron van Ållonö
Horn af Åminne Klas Kristersson, baron van Joensuu (in Finland)
Stenbock Erik Gustafsson, baron van Torpa (jongere zoon van Gustaf Olofsson)
Door Johan III
De volgende adel werd geïntroduceerd door koning Johan III. Hij ging als eerste de titel van baron uitdelen samen met territoriale rechten. Voordien waren de titels er enkel om een familie heraldisch hoger te plaatsen.
Öresten and Kronobäck aan Erik Gustafsson van Torpa
Lundholm aan Nils Göransson Gyllenstierna (nieuwe baron)
Viikki (in Finland) aan Klas Eriksson Fleming (nieuwe baron)
Läckö aan Hogenskild Bielke (nieuwe baron)
Ekholmen aan Pontus De La Gardie (nieuwe baron)
Kungs-Lena aan Olof Gustafsson Stenbock (oudere zoon en erfgenaam van Gustaf Olofsson)
Graafschap van Raseborg (in Finland) aan baron Sten Eriksson van Grevsnes' weduwe Gravin Ebba Lilliehöök en erfgenamen in 1571
Door Karel IX
De volgende baron was de enige benoeming van koning Karel IX
Baronie van Nynäs (in Finland) aan Abraham Leijonhufvud
(hij maakte Svante Bielke en Nils Bielke baron zonder hen de bijgevoegde landen te geven)
Door Gustaaf II Adolf
De volgende adel werd geïntroduceerd door koning Gustaaf II Adolf.
(Lars Kagg, toen Carl Gustav Wrangel, kreeg in ruil het Graafschap van Sölvesborg)
P.Wuertz baron van Örneholma
Baronie van Kastell ladugården aan Rutger von Ascheberg
Door Karel XI
De volgende Graaf werd benoemd door koning Karel XI.
Graafschap van Börringe aan Gustav Carlsson, zijn onwettige half-broer.
Niet-geïntroduceerde adel
De volgende titels die aan de families zijn toegekend, staan in: Kalender öfver i Sverige lefvande ointroducerad adel (1886–1899), Sveriges ointroducerade adels kalender (1912–1944), and/or Kalender över Ointroducerad adels förening (1935–). Dit zijn werken waarin de levende (in de tijd van publicatie) adellijke families van Zweden staan vermeld.