Rijn (molensteen)
onderdeel van een molensteen / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een rijn of molenijzer is een onderdeel van een molensteen.
In een koppel molenstenen zit de rijn aan de binnenkant van de bovenste steen (de loper). Via de rijn wordt de loper gedragen door de bolspil; tevens is bij een maalkoppel de rijn een aangrijpingspunt voor de steenspil. Een maalstoel wordt van onderen aangedreven.
Er zijn drie soorten rijnen, namelijk:
- de vaste rijn
- de balanceerrijn
- de pennetjesrijn
Een vaste rijn is een smeedijzeren stuk met twee, drie of vier armen. Afhankelijk hiervan spreekt men van twee-, drie of viertaksrijn. Aangezien een vaste rijn onbeweeglijk in de loper zit moet deze zeer nauwkeurig afgesteld worden.
- Een tweetaksrijn, van boven gezien
- Een drietaksrijn
- Een viertaksrijn
- Buitenrijn van een maalstoel
- Binnenrijn van een maalstoel
Een balanceerrijn is bedoeld om de loper constant in een goede positie ten opzichte van de ligger (de onderste molensteen) te houden. Hij bestaat uit een buitenrijn en een binnenrijn die haaks op elkaar kunnen balanceren.
- Rijnschoentjes waarin een balanceerrijn kan kantelen
- Buitenrijn van een maalkoppel
- Binnenrijn van een maalkoppel
Een pennetjesrijn is ook een balanceerrijn, met boven op de bolspil een taatspot waarin een taats draait die aan de rijn vastzit. De bolspil staat hier bij het malen stil. De taatspot is gevuld met olie. Nadeel van het pennetjeswerk is dat het maalkoppel opengelegd moet worden voor het verversen van de olie.
- Pennetjeswerk: bovenkant rijn van loper
- Pennetjeswerk: taats in onderkant rijn van loper
- Pennetjeswerk: taatspot in bovenkant bolspil
- Pennetjeswerk met losse taats