Proosdij Ellwangen
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Ellwangen was een tot de Zwabische Kreits behorende proosdij binnen het Heilige Roomse Rijk in Ellwangen, Baden-Württemberg.
De broers Hariolf en Erlolf stichtten omstreeks 764 een benedictijner klooster. Zij plaatsten het klooster onder bescherming van Karel de Grote. Keizer Lodewijk de Vrome verleende de abdij in 814 het recht zelf de abt te kiezen en de immuniteit. In 817 verscheen Ellwangen als rijksabdij van de tweede klasse. Onder pauselijke bescherming stond de abdij sinds 979. Keizer Hendrik II schonk de abt uitgebreide rechten in het Virngrundwald.
Tot het eind van de dertiende eeuw nam het klooster alleen leden van vrijheerlijke families op, daarna ook leden van de lagere adel. In de vijftiende eeuw was er een periode van verval. In 1460 keurde de paus de omzetting in een wereldlijk koorherensticht onder leiding van een vorstproost goed.
In 1471 werd Rötlen verworven, in 1545 Wasseralfingen en in 1609 Heuchlingen.
In paragraaf 6 van de Reichsdeputationshauptschluss van 25 februari 1803 werd de proosdij overgedragen aan het keurvorstendom Württemberg.
Omdat de keurvorst van Württemberg zijn nieuw verworven gebieden buiten de invloed van de Württembergse Statenvergadering wilde houden, vormde hij de staat Neu-Württemberg, waarvan Ellwangen tot 1805 de hoofdstad werd.