Loading AI tools
Van Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dionysios I (Oudgrieks: Διονύσιος; ca. 430 v.Chr. - voorjaar 367 v.Chr.) was een tyrannos van Syracuse, een Oud-Griekse kolonie gelegen in Zuid-Italië. Hij was een van de machtigste tyrannoi uit de oudheid en was de langst regerende tyrannos. Zijn heerschappij duurde van 405 v.Chr. tot aan zijn dood. Daarom en door de omstandigheden van zijn opkomst werd hij als een schoolvoorbeeld van een gewelddadige heerser gezien. Hij begon zijn politieke carrière binnen het democratische systeem en trad vervolgens op als volksmenner en agitator. Na zijn verkiezing tot lid van het college van veldheren (strategoi) bracht hij systematisch zijn ambtgenoten in diskrediet, liet zich door de volksvergadering bijzondere volmachten toekennen, bouwde zijn lijfwacht tot een privé-militie uit en greep ten slotte met een staatsgreep de macht. In naam bleef de democratie bestaan, maar in feite nam de heerschappij van de machthebber monarchale kenmerken aan.
Dionysios I van Syracuse | ||
---|---|---|
Plaats uw zelfgemaakte foto hier | ||
tyrannos van Syracuse | ||
Regeerperiode | 405 -367 v.Chr. | |
Opvolger | Dionysios II van Syracuse | |
Vader | Hermokritos | |
Geboren | ca. 430 v.Chr. | |
Gestorven | voorjaar 367 v.Chr. | |
Partner | (I) Dochter van Hermokrates (II) Doris & Aristomache |
Het antieke beeld van tyrannoi was in sterke mate door de persoonlijkheid van Dionysios en de over hem de ronde doende anekdoten gekleurd geraakt. De door hem gestichte Siciliaanse staat, een van de eerste Griekse territoriale staten, was toen de sterkste Griekse militaire macht. Dionysios maakte Syracuse tot de grootste stad en de sterkste vestingstad van de toenmalige Griekse wereld. Hoofdthema's van de buitenlandse politiek van de tyrannos waren de rampzalige oorlogen tegen de Carthagers, de onderwerping van de Griekse steden van Sicilië en het militaire ingrijpen in het noorden van Zuid-Italië. Ondanks zijn indrukwekkend succes als stichter van een staat, waarmee hij in menig opzicht vooruitliep op de later hellenistische diadochenrijken, was hij niet in staat om zijn levenswerk in blijvende levensvatbare ideeën en instellingen te verankeren.
Het onderhoud van zijn luisterrijke hof en grote huurleger bracht hij Syracuse meermaals op de rand van het bankroet, waardoor er enorme belastingen moesten worden opgebracht, hetgeen uiteindelijk in brede kring ontevredenheid wekte. Hij ging de geschiedenis in als een energieke organisator en een bekwaam strateeg, maar ook als een meedogenloos tiran zonder scrupules, die zich uit een eenvoudig milieu naar de top had gewerkt en als de machtigste heerser van zijn tijd werd beschouwd. Hij werd gehaat om zijn wreedheid, maar ook bewonderd als beschermer van kunst en wetenschap.
De hoofdbron, waaruit haast alle bruikbare informatie over Dionysios afkomstig is, is de wereldgeschiedenis Bibliotheke Historike van Diodoros van Sicilië, die in de 1e eeuw v.Chr. ontstond. De opkomst en de regeringsperiode van Dionysios worden beschreven vanaf hoofdstuk 91 van het dertiende boek tot hoofdstuk 74 van het vijftiende boek. De periode tot het ongeveer 485 v.Chr. is aanzienlijk uitgebreider beschreven dan de latere regeringsjaren van de tyrannos. Klaarblijkelijk kon Diodoros zich voor de vroegere jaren op een gedetailleerdere bronnen baseren. Daar de inschatting van de geloofwaardigheid van zijn gegevens van hun bron van herkomst afhangt, staat de opheldering van de vraag, voor welke feiten hij juist welke verloren gegane werken heeft gebruikt en op welke wijze hij deze heeft verwerkt, centraal in het moderne bronnenonderzoek. De herkomst van het bronnenmateriaal wordt sinds lang als tegenstrijdig beschouwd. Zeker is echter, dat de auteurs die door Diodoros werden gebruikt hun voorstellingen van de persoonlijkheid en regering van de tyrannos zeer uiteenlopend beoordeelden.
Dionysios was afkomstig uit een vooraanstaande, hoewel ook niet al te gegoede Syracusaanse familie: zijn vader Hermokritos kon hem evenwel een goede sofistische opvoeding geven.[1] Hij begon zijn politieke loopbaan als partijganger van de politicus en strategos Hermokrates, die zich voor de onafhankelijkheid van de Siciliaanse Grieken tegenover buitenlandse machten inzette. Toen Hermokrates, die tot het kamp van de aristocraten behoorde, in 407 v.Chr. met privé-huurlingen zonder succes een staatsgreep trachtte te plegen in Syracuse, behoorde Dionysios tot een van zijn medestrijders en werd gevaarlijk verwond. Hermokrates viel in de strijd en zijn aanhangers werden verbannen. Dionysios kon echter aan een verbanning ontsnappen, doordat hij een aanstelling als secretaris van het college van de Syracusaanse stragegoi wist te verwerven.
Toen de Carthagers, de traditionele vijand van Syracuse, in december 406 v.Chr. de stad Akragas (Agrigento) veroverden, trad Dionysios, die tegen de Carthagers had meegevochten, als volksmenner tegen de strategoi op, die deze de nederlaag niet hadden kunnen verhinderen, en beschuldigde hen van verraad. Daarmee wierp hij algemene beschuldigingen voor de voeten van de "machtigen" en "rijken", die hij een onpatriottische gezindheid voorwierp.[2] Zo profileerde hij zich als een vertegenwoordiger van een typische verzoek van de democraten, maar toen hem wegens zijn agitatie een geldboete werd opgelegd, betaalde Philistos, een lid van de opperklasse, deze voor hem, die zijn trouwe bondgenoot was. Dionysios slaagde erin de afzetting van de strategoi erdoor te krijgen. Tot hun nieuw gekozen opvolgers behoorde nu hijzelf. In het voorjaar van 405 v.Chr. werd hij door de volksvergadering tot enige strategos met onbegrensde volmachten (strategós autokrátor) gekozen. Dit was een voor zulke crisistijd buitengewoon gedacht, maar in het kader van de Syracusaanse wetgeving legaal ambt.[3] Hierop voortbouwend kon Dionysios in de zomer van 405 v.Chr. met zijn troepen een staatsgreep ondernemen, die in feit de constitutie omverwierp en hem tot tyrannos maakte. Een wezenlijk onderdeel bij de voorbereiding van de machtsgreep was, dat Dionysios na een gefingeerde moordpoging op zijn persoons bij de legervergadering de toestemming voor de oprichting van een persoonlijke lijfwacht wist te verkrijgen. Er werd hem een lijfwacht van 600 man sterk toegekend, waarvan hij het aantal eigenmachtig naar meer dan 1000 verhoogde en deze troepen uitstekend bewapende. Deze lijfwacht was slechts aan hem ondergeschikt en verschafte hem een volledig van de democratische wil van de burgerij onafhankelijke machtsbasis.[4]
Deze klim van Dionysios naar de macht was mogelijk doordat hij enerzijds als begaafd volksredenaar met democratische verzuchtingen het volk voor zich wist te winnen en anderzijds echter door zijn rol als (voormalige) aanhanger van uitstekende relaties met aristocraten en vertegenwoordigers van de opperklasse zoals Philistos onderhield. Tot de aristocraten, die hem reeds voor zijn machtsovername energiek ondersteunden, behoorde Hipparinos, de vader van de later beroemde politicus Dion van Syracuse.
De enge verhoudingen van de tyrannos met een deel van de aristocratische klasse bleek ook uit zijn huwelijkspolitiek.[5] Hij was eerst met een dochter van Hermokrates getrouwd. Ze werd bij een mislukte opstand tegen Dionysios in 405 mishandeld en benam zich daarop het leven. In 398 v.Chr. hertrouwde hij: hij verbond zich tegelijkertijd met de adellijke dames Doris uit Lokroi en Aristomache, de dochter van Hipparinos. Een dergelijk dubbelhuwelijk was in die tijd onder de Grieken geheel ongebruikelijk, maar schijnt echter geen aanstoot te hebben gegeven.[6] Uit zijn huwelijk met Doris kwam zijn later opvolger Dionysios II voort. Uit dit huwelijk kwam ook een jongere zoon, Hermokritos, voort die waarschijnlijk naar zijn grootvader werd vernoemd. Uit zijn huwelijk met Aristomache kwamen zijn zonen Hipparinos en Nysaios, die later kortstondig eveneens heersers van Syracuse waren, alsook een dochter Arete, die Dionysios aan de zoon van zijn schoonvader Hipparinos, de later beroemde Dion, tot vrouw gaf, voort. Dion, die later een vriend van Platon werd, genoot het volle vertrouwen van de tyrannos. Daarnaast had Dionysios met Aristomache ook een dochter genaamd Sophrosyne, die met haar halfbroer Dionysios II trouwde.
Reeds aan het begin van 405 v.Chr., dus noch voor de verkiezing tot enige strategos, trok Dionysios met zijn leger naar Gela, een stad, die door het Carthaagse offensief werd bedreigd. Zoals in Syracuse woedde ook hier een conflict tussen de democraten en aristocraten (oligarchen), waarbij Dionysios de democratische kant aan de overwinning hielp; hij zorgde voor de veroordeling en terechtstelling van rijke leden van de opperklasse en gebruikte de geconfisqueerde bezittingen voor de betaling van zijn huurlingen, die op hun soldij wachten. Zo maakte hij zich zowel bij de arme stadsbevolking van Gela als ook in het leger geliefd. In juli 405 begon de Carthaagse veldheer Himilkon met de belegering van Gela. Dionysios, die intussen tyrannos was geworden, trok hem met een numeriek duidelijk zwakkere strijdmacht tegemoet. De slag bij Gela eindigde met een nederlaag van de Grieken. Toch gold de per slot van rekening succesloze, maar slim bedacht aanvalsplan van Dionysios als militair-historisch betekenisvolle vernieuwing. Het plan had als voornaamste fout, dat het naar toenmalige militaire opvattingen te gecompliceerd was en de gecombineerde inzet van drie afzonderlijk van elkaar opererende legeronderdelen teveel eiste van het coördinatievermogen van de Griekse bevelhebber. Na de nederlaag liet Dionysios Gela evacueren en verordende op zijn terugtocht naar het oosten ook de evacuatie van de bevolking van Kamarina. Daarmee werd de hele Zuidkust van Sicilië aan de Carthagers prijsgegeven.
De Carthagers waren echter noch voor het eind van 405 v.Chr. tot een vredesakkoord bereid, nadat in hun leger een epidemie was uitgebroken. De bepalingen van het vredesverdrag breidden het machtsbereik van de overwinnaar sterk uit. Dionysios werd als heer van Syracuse erkend. De Griekse en niet-Griekse steden echter, die hij bij zijn rijk had willen inlijven, werden deels aan de Carthagers schatplichtig en moesten onversterkt blijven, deels werden ze autonoom verklaart. Het verdrag betrof het hele eiland, waaronder ook een stad als Messana (huidige Messina), die noch aan Carthaags of Syracusaanse gebied grensde. Als globale regeling van de machtsverhoudingen werd dit verdrag tot voorbeeld voor latere afspraken op grond van een verdrag tussen Carthago en de Siciliaanse Grieken.[7]
In de verdragsbepaling, die ook de in de onmiddellijke nabijheid van Syracuse gelegen steden autonomie verzekerde, kon Dionysios zich niet vinden, daar ze hem elke vorm van expansie onmogelijk maakte. Daarom brak hij reeds in 404 v.Chr. het verdrag door de stad Herbessos aan te vallen. Daarbij kwam het echter tot een gevaarlijke muiterij van zijn troepen. Dionysios waagde het niet, met zijn loyaal gebleven huurlingen de muiters in het gebied van het onoverwonnen Herbessos tegemoet te treden. Hij ijlde naar Syrakus, om een overslaan van het oproep op de stad zelf te voorkomen. De opstandelingen verbonden zich echter met oligarchische tegenstanders van de tyrannos uit Syracuse alsook met de steden Messana en Rhegion (Reggio Calabria), die over zeestrijdkrachten beschikten. Onder deze omstandigheden kon Dionysios Syracuse niet houden, maar moest hij zich op het eiland Ortygia terugtrekken. Op dit eiland voor de kust van Syracuse, dat met de stad door een dam was verbonden en de haven tegen de open zee afsloot, had hij een vesting opgericht. Dit tegenover de overige stadsdelen wel versterkte gebied was zijn machtscentrum, waar ook zijn huurlingen waren gekazerneerd. Het kwam tot een belegering van meerder maanden van Ortygia door de Syracusanen, waarbij de positie van de tyrannos steeds vertwijfelder werd en wiens huurlingen, die de Syracusanen het burgerrecht in het vooruitzicht stelden, begonnen over te lopen. Destijds werd de naar men zegt uit de omgeving van de tyrannos stammende anekdote over de later beroemd geworden uitspraak, dat de tyrannis een schoon lijkdoek vormt. Uiteindelijk gelukte het Dionysios, terwijl hij voor de schijn met de Syracusen capitulatieonderhandelingen voerde, om in West-Sicilië huurlingen aan te werven, die tevoren aan Carthaagse kant hadden gevochten. Ze traden in zijn dienst en konden naar Ortygia doorbreken. Daarnaast won Dionysios de ondersteuning van Sparta. Het traditioneel met Syracuse verbonden Sparta was na de zege over Athene in de Peloponnesische Oorlog de dominante macht (hegemonie) in Griekenland. De Spartaanse staatsman Lysandros zond een gezant, wiens optreden de positie van de tyrannos versterkte. Ten slotte kon Dionysios met een verrassingsaanval vanuit Ortygia Syracuse heroveren. Na zijn overwinning toonde hij zich mild tegenover zijn onderdanen. Van dan tot aan zijn dood was er geen opstand meer tegen zijn tyrannis.
Na het neerslaan van de opstand richtte Dionysios zich in 403 v.Chr. weer op zijn expansiepolitiek. Hij ondernam veldtochten tegen autonome steden in Centraal- en Noordoost-Sicilië en verwoestte hun gebieden. De burgers uit de veroverde steden werden minstens deels in die slavernij verkocht. Daarbij ging het om voortdurende schendingen van het vredesverdrag met Carthago, die een voorbereiding van een nieuwe oorlog tegen de Carthagers betekenden. Dit doel diende ook de oprichting nieuwere, grotere vestingswerken in Syracuse. Dionysios liet de hoogvlakte van Epipolai in het noordwesten van de stad ommuren en in de ommuring van Syracuse opnemen. Daar liet hij het fort Euryalos (huidige Castello Eurialo) optrekken. Deze beduidende technische prestatie was een mijlpaal in de ontwikkeling van de Griekse vestingbouwkunst. Dionysios zou rond de 60.000 arbeiders inschakelen en het werk aan de bouwwerk dagelijks persoonlijk overzien hebben, waarbij hij ook zelf de handen uit de mouwen stak.[8] Tegelijkertijd rustte hij zich verder uit. Hij breidde zijn vloot uit tot meer dan schepen waarvan een deel volgens een nieuw ontwerp (quinquereem) en liet tevens maken belegeringsmachines. Daarvoor trok hij ingenieurs aan, die in zijn opdracht de katapult uitvonden, wat een revolutie op het vlak van belegeringstechniek betekende. Talrijke huurlingen werden aangeworven, ook in Griekenland, waar na het einde van de Peloponnesische Oorlog vele strijdgeharde soldaten werkloos waren. Na het beëindigen van de toerustingen riep Dionysios een volksverzameling bijeen en liet zich door deze voor een offensief tegen de Carthagers machtigen; hij respecteerde aldus nog steeds formeel de democratische instellingen. Als grond voor de oorlog werd aangegeven dat het ging om de bevrijding van alle Griekse steden van de Carthaagse buitenlandse overheersing. Voor het offensief verzocht Dionysios in het voorjaar van 398[9] de verraste Carthagers tot capitulatie over te gaan. Het is raadselachtig, dat de Carthagers de jarenlange verdragsschennissen accepteerden en het offensieve karakter van het Syracusaanse uitrustingsprogramma niet hadden herkend.
Dionysios trok met een leger van naar men zegt 80.000 man sterk, zonder op weerstand te stoten, door heel Sicilië tot in het uiterste westen, waar hij de op een klein eiland gelegen stad Motye belegerde en na het afweren van een verrassingsaanval van een Carthaagse vloot innam. Wegens de verbeten weerstand van de inwoners waren de gevechten verliesrijk. De bouw van een aanvalsdam, over dewelke de Grieken naar het eiland voordrongen, was een beduidende technische prestatie.
In het voorjaar van 397 v.Chr. begon het Carthaagse tegenoffensief met een qua schepen en manschappen superieure strijdmacht onder leiding van de in de vorige oorlog succesrijke veldheer Himilco. De Carthagers landen in Panormos (Palermo) en heroverden alras een reeks steden, waaronder Motye. Dionysios riskeerde het niet een veldslag te leveren, maar gaf West-Sicilië op en trok zich in het oosten terug. Himilco stelde eerst het westen veilig en trok dan vlug langs de noordkust op, om de tegenstander van het Italische vasteland af te snijden, wat hem met de verovering van Messana gelukte. Talrijke bondgenoten van de Syracusanen wisselden nu van kant. Dionysios moest duizenden slaven vrijlaten, om met hen zijn schepen te bemannen. Met zijn sterk verkleind leger nam hij een defensieve positie in het gebied van Syracuse in. Wanneer zijn slecht aangevoerde vloot bij Catane (Catania) een zware nederlaag leed en honderden schepen verloor, moest hij zich achter de muren van Syracuse terugtrekken en zich daar laten belegeren. De belegering zou tot in de zomer van 396 v.Chr. duren. De Carthagers werden door een epidemie verzwakt en gedemoraliseerd. Uiteindelijk gelukte het Dionysios, die nieuwe huurlingen wist aan te werven en uit Sparta ondersteuning te krijgen, met een verrassingsaanval het vijandelijke landleger een grote slag toe te brengen. Tegelijkertijd behaalden de Syracusanen een overwinning op zee. Himilco vluchtte met de rest van zijn schepen naar Afrika. Daarop kon Dionysios weer tot een offensief overgaan. Na gevechten met wisselend succes zonden de Carthagers in 392 opnieuw een grote vloot uit. Daar intussen echter beide zijden zeer uitgeput waren – de Carthagers waren daarenboven door een opstand in Afrika verzwakt geworden –, riskeerden ze geen beslissende veldslag. Het kwam tot onderhandelingen. De vrede, die in 392 werd afgesloten, bevestigde de traditionele opdeling van het eiland tussen beide machten, was echter in de kleine details voor Dionysios wezenlijk gunstiger dan die van 405. Buiten het Carthaagse gebied had hij van nu af aan de vrije hand.
In Magna Graecia hadden de meeste poleis zich in een bond verenigd, waarbij ze zich tot wederzijdse militaire hulp verplichtten. Daarbij ging het zowel om het afweren van invallen van de krijgszuchtige niet-Griekse bevolking van de regio (de Lucaniërs) alsook om voorbereid te zijn een gevreesde inval van Dionysios op het vasteland. In de herfst van 390 rukte Dionysios tegen Rhegion (Reggio Calabria) – een lid van de bond – op, om de Straat van Messina onder zijn controle te brengen. Daarbij beriep hij zich op een bondgenootschap met Lokroi, de geboortestad van zijn vrouw Doris. Aanvankelijk mislukte de aanval. Daarop besloot Dionysios tot een bondgenootschap met de Lucaniërs over te gaan. In 388 ondernam hij een nieuwe veldtocht, waarbij hij eerst de stad Kaulonia ten noorden van de monding van de rivier Elleporos (huidige Stilaro) belegerde. Een leger van de verbonden steden kwam de belegerden ter hulp, maar werd bij de Elleporos verpletterend verslagen. Na de inname van Kaulonias verwoeste Dionysios de stad en bracht haar inwoners over naar Syracuse, waar hij hen voor vijf jaar vrijstelling van belasting verleende. Hij veroverde ook Skylletion, het huidige Squillace. Door de milde behandeling van de verliezers wist hij sympathie te winnen; tienduizend gevangenen liet hij zonder losgeld vrij. De veroverde steden Kaulonia, Skylletion en Hipponion (Vibo Valentia) liet hij over aan zijn bondgenoten, de Locriërs. Lokroi bleef formeel autonoom, maar stond de facto onder het gezag van de tiran. De meer noordelijk gelegen steden bleven onafhankelijk en sloten vrede met Dionysios. De militaire operaties van de Syracusanen werd beëindigd met de verovering en volledige verwoesting van Rhegion in 386 na een elf maanden durende belegering. De burgers van de stad werden tot slaaf gemaakt, met uitzondering van zij die zich door de betaling van een hoge som konden loskopen. Daarmee had Dionysios definitief een bruggenhoofd op het vasteland gevestigd; het zuiden van Calabrië tot aan de Golf van Squillace en tot de Golf van Sant'Eufemia viel voortaan binnen zijn machts- respectievelijk invloedsbereik. De uitbreiding van de Syracusaanse macht op het vasteland was omwille van de controle van de zee-engte ook van grotere economische betekenis.
De successen in Zuid-Italië maakten het de tiran mogelijk een aanval naar de Adriatische Zee te ondernemen. Daarbij was zijn doel de zeeweg naar Epirus over het Kanaal van Otranto in handen te krijgen en aan de Adriatische kust een haven te bezitten.[10] Deze expedities leverden hem aanzienlijke successen op. Hij zou om de handel te bevorderen Ancona, Adria en Issa stichten.[11] Alketas I van Epirus, die naar Dionysios' hof was gevlucht, kreeg van hem 2.000 hoplieten en 500 wapenuitrustingen mee om de Illyriërs onder Bardyllis te steunen in hun aanval op de Molossiërs in Epirus. Ze zouden de regio plunderen en 15.000 Molossiërs doden, waarna Alketas zijn troon herwon.[12]
Een verder voordringen naar Noordwest-Griekenland kwam echter niet in het vizier, omdat daar met de vastberaden weerstand van de grootmacht Sparta, met dewelke Dionysios nog steeds bondgenoot was, moest worden rekening gehouden.[13]
In 384/383 v.Chr. ondernam Dionysios een aanval aan de westkust van Italië, die zich tegen de Etrusken richtte, traditionele tegenstanders van de Grieken en bondgenoten van de Carthagers. De Syracusanen namen Pyrgi in, de haven van de Etruskische stad Caere, wiens leger ze bekampten. Ze wisten een rijke buit te verwerven en bereikten op deze rooftocht ook het toen Etruskische Corsica.
De vrede met de Carthagers beschouwde Dionysios slechts als een wapenstilstand. Hij verbond zich met steden in het Carthaagse machtsbereik, die bereid waren, tegen de Carthagers in opstand te komen. Dit bedreigde het voortbestaan van de Carthaagse macht op Sicilië. Daarom brak in 382 de derde oorlog tussen beide grootmachten uit. Ditmaal sloten de Carthagers een bondgenootschap met de vijanden van de Syracusanen in Magna Graecia en zonden voor het eerst een leger naar het Italiaanse vasteland. Dionysios kon echte de stad Kroton (Crotone) veroveren, die het centrum van zijn tegenstanders op het vasteland was. Op Sicilië behaalde hij bij Kabala een belangrijke overwinning. Op grond daarvan beval hij de Carthagers Sicilië geheel te ontruimen; zijn oorlogsdoel was aldus hun verdrijving van het eiland. Dit was echter voor Carthago onaanvaardbaar. Na een overwinning van de Carthagers bij Kronion trad aan beide kanten oorlogsmoeheid op, en er werd in 374 opnieuw vrede gesloten. Daarbij moest Dionysios wegens zijn laatste nederlaag belangrijke concessies maken. Als grens werd de rivier Halykos (huidige Platani) vastgelegd. Deze grensbepaling zou duurzaam blijken te zijn.
In 368 brak Dionysios de vrede en viel de Carthagers opnieuw aan. De aanleiding hiertoe was een onjuist bericht, dat een brand de gezamenlijke Carthaagse vloot had vernietigd. Zoals in de eerste oorlog stootten de Griekse troepen snel door tot aan het westelijk punt van het eiland, maar moesten zich dan na een succesvolle tegenaanval van de Carthaagse vloot naar hun eigen gebied terugtrekken. Daarop werd een wapenstilstand overeengekomen. Tot verdere strijdhandelingen komt het klaarblijkelijk niet meer, want in het voorjaar van 367 v.Chr. stierf Dionysios. Zo eindigde het conflict wederom onbeslist.
Evenals andere Griekse tirannen had Dionysios de oude constitutie niet formeel opgeheven. De institutie van de volksverzameling als vertegenwoordiging van het burgerschap bleef voortbestaan, en de tiran hechtte er waarde aan, bij belangrijke beslissen haar toestemming te verweren. Evenwel ontviel de volksverzameling het recht, de hoogste ambten te kiezen, en ze kon ook niet zelf initiatieven nemen.
Dionysios nam verscheidene maatregelen, welke de bezitsverhoudingen en de demografische structuur veranderden. Na de instorting van een opstand van leden van de bovenlaag van de bevolking in 405 verdeelde hij het huis- en grondbezit van zijn gevluchte tegenstanders onder zijn gunstelingen alsook onder burgers en huurlingen. Tijdens de oorlogen tegen de Carthagers verordende hij, dat ganse burgerijen van andere steden naar Syracuse werden overgebracht. Hij liet aldus, naar het voorbeeld van zijn voorgangers in de tirannie (Gelo en Hiëro I), hele steden ontvolken om er zijn huurlingen te vestigen. Uit zijn hoge officieren en overige gunstelingen (phíloi "vrienden") ontstond een nieuwe bovenlaag van de bevolking, die de plaats innam van de bij de opstand van 405 verslagen en verdreven aristocraten. De kern van deze bovenlaag van de bevolking werd gevormd door de familie van de tiran en de met hem verzwagerde families, een groep, wiens samenhang hij door zijn huwelijkspolitiek bevorderde en wiens leden hij de belangrijkste politieke, diplomatieke en militaire opgaven gaf.
Het monarchistische principe liet Dionysios ook uiterlijk in zijn optreden en zijn pronkvolle hofhouding naar voren komen. Zo droeg hij een heersersornaat naar Perzische voorbeeld, wat naar de omstandigheden paste, dat zijn feitelijk absolute macht de tijdgenoten aan Perzische toestanden herinnerde.[14]
Wegens zijn hofhouding, de bewapening, de bouwactiviteit en vooral de lijfwacht en de huurlingenlegers moet de geldbehoefte van de tiran buitengewoon hoog zijn geweest. Toch kon hij steeds weer de ontstane uitgaven dekken en nieuwe huurlingen aanwerven. De details van zijn succesvolle financiële politiek zijn grotendeels onduidelijk. In tijden van crisis werden hoge buitengewone heffingen verlangd; of er daarnaast ook een reguliere directe belasting naar oosters voorbeeld bestond, die in die tijd in Griekse steden niet gebruikelijk was, is onzeker. Dionysios confisqueerde niet enkel het bezit van zijn politieke tegenstanders, maar ook tempelschatten. Een belangrijke bron van inkomsten was de krijgsbuit; hiertoe behoorden de krijgsgevangenen, die als slaven werden verkocht. Bijzonder winstgevend was de rooftocht tegen Etrurië.[15]
Dionysios stelde – zoals ook andere Griekse tyrannoi – dichters aan zijn hof aan.[16] Onder hen waren Philoxenos van Cythera en de tragicus Antiphon, die hij later liet executeren. De heerser dichtte ook zelf; bij zijn eigen werken ging het overwegend of uitsluitend om tragedies, waaruit slechts enkele verzen zijn overgeleverd, en waarmee de komediedichters in Athene de draak staken. Met wisselend succes zocht hij in Griekenland naar erkenning voor zijn dichtwerk; tijdens de Olympische Spelen van 388 v.Chr. liet hij uit zijn werk voordragen, maar kreeg weinig bijval.[17] De kwaliteit van zijn verskunst wordt in de bronnen meestal negatief beoordeeld, maar mogelijk heeft daarbij politieke antipathie een belangrijke rol hebben gespeeld. Dionysios zou Philoxenos tot dwangarbeid in de beruchte Latomien (steengroeves) hebben veroordeeld, naar men zegt als straf voor kritiek op de gedichten van de heersers.[18] In ieder geval maakte Philoxenos de tyrannos in zijn dithyrambe Cyclops belachelijk.[19]
In de regeringstijd van Dionysios viel de eerste Siciliëreis van de filosoof Platon, die toen noch niet zo beroemd was. Daarbij zou het tot een gesprek tussen beiden zijn gekomen, dat echter naar het schijnt zonder overeenkomst eindigde en zonder gevolgen bleef. Platon bekritiseerde in zijn zevende brief het luxueuze leven aan het hof van Syracuse. De legendarische overlevering, volgens dewelke de vertoornde Dionysios Platon als slaaf liet verkopen, is volgens het huidige historische onderzoek niet geloofwaardig.[20] Pas na de dood van Dionysios I begon Plato in Syracuse een politieke rol te spelen.
Tegen de raad van Dion in duidde Dionysios zijn zoon Dionysios II als enige opvolger aan en passeerde hiermee zijn beide ten tijde van zijn dood noch niet volwassen zonen uit zijn huwelijk met Aristomache. Dankzij de loyaliteit van de huurlingen aan de dynastie kon de machtswissel soepel worden voltrokken. Dionysios II was echter niet op zijn rol als heerser voorbereid, want zijn vader had hem van staatszaken weggehouden en hem geen vertrouwen geschonken. Aan het hof van de onervaren nieuwe tiran kon Dion aanvankelijk een machtsdeling bereiken, hoewel hij als oom van de gepasseerde zonen van Aristomache tot de rivaliserende lijn van de tirannenfamilie behoorde. Dion wou Dionysios II ofwel stevig onder zijn controle brengen ofwel hem ten gunsten van zijn neven de macht ontnemen. Deze stand van zaken leidde tot een machtsstrijd, die uiteindelijk militair zou worden uitgevochten en de ondergang van de dynastie bewerkstelligde. De dood Dionysios I gestichte staat stortte ineen en viel uiteen in een veelvoud van lokale tirannieën. Daarmee werd de wezenlijke verdienste van Dionysios I vanuit het oogpunt van zijn tijdsgenoten, de vereniging van de Siciliaanse Grieken tegen de Carthagers, reeds in de tweede eeuw na zijn dood teniet gemaakt. De met geweld gevormde territoriale staat bleek haar stichter niet te kunnen overleven, daar haar bestaan slechts op de politieke en militaire bekwaamheid en de wilskracht van haar stichter was gebaseerd en een ideële en institutionele verankering ontbrak.
Reeds bij Dionysios’ leven werd zijn beeltenis in het publiek op doorslaggevende wijze voor propaganda aangewend, door zowel hemzelf alsook door zijn tegenstanders; zijn vijanden waren vooral in Athene actief. Een uitvoerige voorstelling vanuit het standpunt van zijn aanhangers bood het grote geschiedwerk van Philistos, in hetwelke maar liefst vier boeken aan zijn regeringsperiode waren gewijd.[21] Plutarchus noemde Philistos de "grootste vriend van tyrannoi". Van dit geschrift zijn echter slechts fragmenten overgeleverd. Het ander uiterste daarvan was het eveneens verloren gegane geschiedwerk van Timaios van Tauromenion, dat deze periode vanuit een radicaal anti-tyrannoi-perspectief behandelde. Timaios tekende veel van de in de kringen van zijn tegenstanders de rond doende anekdoten op, die er wezenlijk toe bijdroegen, dat Dionysios na zijn dood over het algemeen als typische dwingeland werd gezien - een inschatting, die reeds voor Aristoteles vanzelfsprekend was.
Timaios vond in de oudheid wezenlijk meer navolging dan Philistos. Daarbij kwam de voor filosofisch georiënteerde cirkels de fundamentele kritiek van Platon op de tirannie, die onder andere uit de ervaringen van de filosoof tijdens zijn eerste reis naar Sicilië voortkwam. Het in Platon's dialoog Politeia beschreven type van tyrannos is grotendeels gebaseerd op Dionysios.
Het zeer negatieve totaalbeeld van Dionysios, dat door de antieke kritiek was gevormd, zou tot in de moderne tijd blijven bestaan. Cicero, die wezenlijk bijdroeg aan de overleveren van de Dionysios vijandig gezinde verhalen, betrok de beroemde anekdote van het zwaard van Damokles en de vertelling van Damon en Phintias verkeerdelijk op Dionysios I; beiden waren oorspronkelijk als voorvallen aan het hof van Dionysios II overgeleverd geworden. Onder de indruk van deze traditie plaatste Dante de tyrannoi in de Hel.[22]
In het moderne geschiedonderzoek hebben Lionel Sanders en Brian Caven de grondslagen van de traditionele beoordeling van Dionysios kritisch onderzocht en zijn daarbij tot een gunstiger oordeel gekomen. Het moderne geschiedonderzoek heeft voor deze periode, die met de machtsgreep van Dionysios I begon, de term "jongere tyrannis" ingevoerd. Ze dient ter onderscheiding van de zogenaamde "oudere tyrannis" van de 7e en 6e eeuw v.Chr. waartussen een tirannenloze tijd lag.[23]
De enge verhoudingen van de tyrannos met een deel van de aristocratische klasse bleek ook uit zijn huwelijkspolitiek.[5] Hij was eerst met een dochter van Hermokrates getrouwd. Ze werd bij een mislukte opstand tegen Dionysios in 405 mishandeld en nam zich daarop het leven. In 398 v.Chr. hertrouwde hij: hij verbond zich tegelijkertijd let de adellijke dames Doris uit Lokroi en Aristomache, de dochter van Hipparinos. Een dergelijk dubbelhuwelijk was in die tijd onder de Grieken geheel ongebruikelijk, maar schijnt echter geen aanstoot te hebben gegeven.[6] Uit zijn huwelijk met Doris kwam zijn later opvolger Dionysios II voort. Uit dit huwelijk kwam ook een jongere zoon, Hermokritos, voort die waarschijnlijk naar zijn grootvader werd vernoemd. Uit zijn huwelijk met Aristomache kwamen zijn zonen Hipparinos en Nysaios, die later kortstondig eveneens heersers van Syracuse waren, alsook een dochter Arete, die Dionysios aan de zoon van zijn schoonvader Hipparinos, de later beroemde Dion, tot vrouw gaf, voort. Dion, die later een vriend van Platon werd, genoot het volle vertrouwen van de tyrannos. Daarnaast had Dionysios met Aristomache ook een dochter genaamd Sophrosyne, die met haar halfbroer Dionysios II trouwde.
Seamless Wikipedia browsing. On steroids.
Every time you click a link to Wikipedia, Wiktionary or Wikiquote in your browser's search results, it will show the modern Wikiwand interface.
Wikiwand extension is a five stars, simple, with minimum permission required to keep your browsing private, safe and transparent.