Ploïdie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Ploïdie is het aantal sets chromosomen in een eukaryotisch organisme. De cel bevat in de celkern de chromosomen met het DNA. Van elk chromosoom bevinden zich in de celkern vaak twee of meer kopieën, de homologe chromosomen. Het aantal sets dat in de cel aanwezig is, is de ploïdie(graad). Is dat aantal groter dan twee, dan is er sprake van polyploïdie.
Iedere soort of ondersoort heeft een kenmerkend aantal unieke chromosomen in de cel. Voor de mens zijn dit er 23. Dit aantal unieke chromosomen is het grondtal (Engels: base number), aangeduid als x. Deze set van x-chromosomen, het genoom, kan enkelvoudig voorkomen, verdubbeld zijn of in meer dan twee kopieën voorkomen. Het aantal van deze sets, de ploïdiegraad, is kenmerkend voor een (onder)soort, maar hangt van meer factoren af:
- de groep waartoe het organisme behoort (dieren, hogere planten, mossen, schimmels, et cetera)
- het soort cel (geslachtscel, gewone lichaamscel, endospermcel)
- bij organismen met een generatiewisseling: de cytologische kernfase: haplofase of diplofase
- bij sommige organismen: de sekse
Bij het benoemen van de ploïdie van een taxon moet het dus duidelijk zijn hoe die precies bepaald is.