Holter-ecg
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Een holter-ecg, ook wel holtermonitor of holterkastje genoemd, vernoemd naar zijn uitvinder Dr. Norman J. Holter, is een draagbaar apparaat dat gebruikt wordt om continu de elektrische activiteit van het hart te meten. De meeste apparaten nemen 24 tot 48 uur op, maar 30 dagen is ook mogelijk. Door de lange opnameperiode kan het gebruikt worden om hartritmestoornissen die aanvalsgewijs optreden te registreren.
Net als een standaard elektrocardiogram (ecg) registreert een holter-ecg elektrische signalen van het hart via een aantal elektroden die op de borst geplakt worden. Het aantal en de positie van de elektroden hangt af van het model, maar de meeste modellen hebben drie tot acht. De elektroden worden zo veel mogelijk over botten geplaatst zodat afwijkingen door spieractiviteit geminimaliseerd worden. Deze elektroden zijn verbonden met een klein kastje dat aan de riem of aan een nekkoord gedragen wordt en verantwoordelijk is voor het registreren van de signalen.
Oude apparaten gebruikten een standaard C120 audiocassette die met 2 mm/s opnam. Nadat de opname klaar was werd het teruggespeeld op 60x de snelheid zodat 24 uur opname in 24 minuten geanalyseerd kan worden. Moderne apparaten nemen op op flashgeheugen-apparaten. De gegevens worden verzonden naar een computer die automatisch de gegevens verwerkt en statistieken berekent zoals de gemiddelde hartslag, minimum en maximum hartslag. Ook kan automatisch gezocht worden naar afwijkende delen van de opname.