Heupdysplasie
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
Heupdysplasie (zuigelingenheup, congenitale heupdysplasie (CHD) en heupluxatie (CHL)) is de meest voorkomende aangeboren afwijking in Europa en wordt veroorzaakt door een, meestal aangeboren, onvoldoende ontwikkeling van het heupgewricht. Het acetabulum (heupkom of pandak), dat het komvormige gedeelte van het bekken vormt, is (nog) te plat, waardoor het bovenste deel van het dijbeen (heupkop of femurkop) onvoldoende wordt vastgehouden in het acetabulum. Dysplasie is een woord dat afgeleid is van het Griekse dys hetgeen mis of verkeerd betekent en plasie dat vormen betekent, dus misvorming.
In het zwaarste geval kan de heupkop zich geheel buiten de heupkom bevinden (luxatie van de heup)
Deze aandoening komt bij meisjes meer voor dan bij jongens. Het betreft vaker de linkerheup dan de rechterheup. Heupdysplasie treedt in Europa op bij 2 tot 4% van de geboortes. Er kunnen echter grote regionale verschillen optreden, zodat in bepaalde gebieden in Europa het vrij veel voorkomt. In Japan zijn ongeveer 10% van de geboortes betroffen, waarbij in China een heupdysplasie nauwelijks voorkomt.
Indien de aandoening niet of onvoldoende wordt behandeld, kan op latere leeftijd vroegtijdige slijtage van de heup (artrose) optreden.