Glossa ordinaria
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Glossa ordinaria is een populaire tekst uit de centrale middeleeuwen. Hij bestaat uit de Bijbeltekst voorzien van marginale en interlineaire glossen. Deze presentatie van de Bijbeltekst werd toegepast vanaf ca. 1140. Na verloop van tijd werd deze tekst een standaard zowel voor de Bijbeltekst als voor de glossen, vandaar de kwalificatie ordinaria die vanaf de veertiende eeuw voor dit werk gebruikt werd. Deze geglosseerde Bijbels werden in groten getale geproduceerd en verspreid over gans Europa. De glossen, verklaringen van de Bijbeltekst, waren meestal geput uit de werken van de kerkvaders. In de twaalfde eeuw werden er meer geglosseerde Bijbels geproduceerd dan exemplaren met de oorspronkelijke, niet geglosseerde tekst. Zelfs na de hoogdagen van het fenomeen in de late veertiende eeuw, werden er nog volop geglosseerde Bijbels gekopieerd en later gedrukt. Een volledig geglosseerde Bijbel besloeg ongeveer 21 volumes.[1]
Ook voor wetteksten ging men daarna glossen gebruiken om tekst en verklaring bij elkaar op dezelfde bladzijde terug te vinden. Er zijn dus ook een aantal glossae ordinariae van wetboeken bekend, die kwamen evenwel later tot stand dan de geglosseerde Bijbeltekst.[2]