Op zijn twaalfde liep Carrà van huis om wanddecorateur te kunnen worden.
In 1899-1900 was hij in Parijs, waar hij paviljoens decoreerde voor de Wereldtentoonstelling aldaar. Hier maakte hij kennis met de moderne Franse schilderkunst. Hij bracht een aantal maanden door in Londen, waar hij Italiaanse anarchistische ballingen ontmoette, en ging in 1901 terug naar Milaan. In 1906 schreef hij zich daar in aan de Accademia di Brera, waar hij les kreeg van Cesare Tallone. In 1910 ondertekende hij met Umberto Boccioni, Giacomo Balla, Luigi Russolo en Gino Severini het Manifesto dei pittori futuristi (het futuristisch schildersmanifest).
Carrà's futuristische fase eindigde omstreeks het begin van de Eerste Wereldoorlog. Hoewel hij nog steeds futuristische uitgangspunten toepaste, begon de nadruk in zijn werk meer te liggen op vorm en verstilling dan beweging en intuïtie. In 1916 ontmoette hij in een militair ziekenhuis in Ferrara de broers Giorgio de Chirico en Alberto Savinio. Hij begon te schilderen in de stijl die De Chirico pittura metafisica noemde - metafysische schilderkunst. In de jaren twintig maakte de metafysische stijl plaats voor een somberder stijl, die sterk doet denken aan die van Masaccio.
'De wijzerplaat van den geest', De Stijl, 2e jaargang, nummer 7 (mei 1919): p. 75-77. Zie Digital Dada Library.
Pittura metafisica. Florence 1918, Milaan 1945
Giotto. Rome 1924
M. Carrà en V. Fagone (red.): Carlo Carrà e Ardegno Soffici. Lettere 1913-1929
M. Carrà (red.): Tutti gli scritti. Milaan 1978
L. Caruso (red.) Carlo Carrà. Guerra pittura, Futurismo politico, dinamismo plastico. 12 disegni guerreschi, parole in libertà. Florence 1978
Futuristische periode
La stazione di Milano. 1910-11. Olieverf op doek (?). Afmetingen onbekend. Trente, Museo di Arte Moderna e Contemporanea (?). Zie externe link.
Il cavaliere rosso (De rode ruiter). 1914. Milaan, Civico Museo d’Arte Contemporanea.
Metafysische periode
L'idolo ermafrodito. 1917.
Madre e figlio. 1917.
La Musa Metafisica. 1917 (De Metafysische Muze). Milaan, Jesi collectie.
La figlia dell'Ovest. 1919 (De dochter van het Westen).
Il figlio del costruttore. 1917-1921.
Ovale delle apparizioni (Het ovaal der verschijning). 1918. Afgebeeld als bijlage XIV in De Stijl, 2e jaargang, nummer 7 (mei 1919). Zie Digital Dada Library.