zich verbinden

uns aux autres en un radeau. Zich verbinden. S’engager. Associer, joindre, relier, réunir. Twee draadjes met elkaar verbinden. Relier deux fils. Connecter

Relier. (Intransitif) Retenir, modérer. relier boekbinden verbinden retenir zich inhouden zich matigen relier boekbinden brocheren innaaien inpakken wondverband

raccorder (à) aboucher (avec). binden vastbinden vastmaken verbinden zich aaneensluiten zich verenigen aansluitbaar aansluitbout aansluitcontact aansluitdoos

Espagnol : empeñar (es) Espéranto : engaĝiĝi (eo) Néerlandais : zich verbinden (nl), zich engageren (nl) Picard : ingajer (*) Portugais : comprometer (pt)

reliés en cuir. aaneensluiten aansluiten inbinden vastbinden vastmaken verbinden verdichten aanbinden aaneenbinden afbinden bebinden bijbinden bijeenbinden