Stanza's van Dzyan
boek / Uit Wikipedia, de vrije encyclopedia
De Stanza's van Dzyan vormen de basis van Helena Blavatsky's boek De Geheime Leer (1888), het standaardwerk van de theosofische beweging.
Blavatsky zou in de periode tussen 1851 en 1873 meerdere malen en voor een totaal van zeven jaar in Tibet hebben verbleven en daar onder leiding van Mahatma's (Wijzen van een daar aanwezige occulte broederschap) de teksten van de stanza's hebben bestudeerd. Die teksten zouden geschreven zijn in de mysterieuze taal Senzar. Het is een taal die volgens Blavatsky al miljoenen jaren oud moet zijn. Want er was een tijd dat deze taal bekend was aan de ingewijden van elk volk, toen de voorouders van de Tolteken haar even gemakkelijk verstonden als de bewoners van het verloren Atlantis, die haar op hun beurt erfden van de wijzen van het derde ras, de manushi’s, die haar rechtstreeks van de deva’s van het tweede en eerste ras hadden geleerd .
Die teksten maakten weer deel uit van een grotere verzameling die zij aanduidde met het Boek van Dzyan. In de inleiding van De Geheime Leer schreef Blavatsky, Het boek van Dzyan (of ‘Dzan’) is volslagen onbekend aan onze taalkundigen, of in ieder geval hadden zij er onder de tegenwoordige naam nooit van gehoord. Dit is natuurlijk een groot nadeel voor degenen, die de door de officiële wetenschap voorgeschreven onderzoekmethoden volgen, maar voor de onderzoekers van het occultisme en voor iedere echte occultist zal dit van weinig belang zijn.
In deel I van De Geheime Leer zijn zeven stanza's opgenomen, die handelen over de vorming van de kosmos. In deel II zijn twaalf stanza's opgenomen met de komst en ontwikkeling van de mensheid als belangrijkste thema. Over de stanza's schreef Blavatsky verder nog, dat De lezer moet bedenken dat de gegeven stanza’s alleen de kosmogonie van ons eigen planetenstelsel behandelen en wat daaromheen na een zonne-pralaya zichtbaar is. De geheime leringen over de evolutie van de universele Kosmos kunnen niet worden gegeven, omdat zelfs de grootste denkers van deze tijd ze niet zouden kunnen begrijpen; er schijnen heel weinig ingewijden te zijn, zelfs onder de grootsten, die over dit onderwerp mogen speculeren.